ECLI:NL:RVS:2024:528
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 8 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 17 augustus 2023, hield in dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG (Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. De rechtbank Den Haag had op 1 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. V.L. van Wieringen.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op de voorgestelde datum. De tijdelijke bescherming is namelijk geboden op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, en de beëindiging daarvan moet aansluiten bij de richtlijn. De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde en verklaarde het hoger beroep gegrond.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep werd gegrond verklaard en het besluit van 17 augustus 2023 werd vernietigd. De tijdelijke bescherming eindigt van rechtswege op 4 maart 2024, en het is aan de staatssecretaris om te bepalen hoe hij dit aan de vreemdeling meedeelt. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.