202304785/1/V3.
Datum uitspraak: 19 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 20 juli 2023 in zaak nr. NL23.19877 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 20 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt in zijn eerste grief dat het verdedigingsbeginsel is geschonden, doordat de rechtbank hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om op een goede manier met zijn gemachtigde te overleggen. De vreemdeling wijst erop dat hij in het detentiecentrum via een videoverbinding aan de zitting heeft moeten deelnemen en dat zijn gemachtigde aanwezig was op de zitting bij de rechtbank. Hij klaagt dat de rechtbank hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om met zijn gemachtigde de door de minister op de dag voor de zitting aan het dossier toegevoegde stukken te bespreken.
Schending van het verdedigingsbeginsel
2. De rechtbank moet garanderen dat een gemachtigde een vreemdeling adequaat kan bijstaan tijdens de procedure. Dat betekent dat een vreemdeling met zijn gemachtigde moet kunnen overleggen en zij het dossier moeten kunnen raadplegen. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 21 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2814. Het is in bewaringszaken gebruikelijk dat tot het laatste moment stukken worden toegevoegd aan het dossier. De minister heeft in dit geval de dag voor de zitting nog stukken aan het dossier toegevoegd. Om te waarborgen dat de vreemdeling adequaat kan worden bijgestaan, moet de rechtbank nagaan of de vreemdeling en de gemachtigde op de hoogte zijn van kort voor de zitting toegevoegde stukken en dat zij daarover hebben kunnen overleggen. Als blijkt dat dat niet het geval is, moet de rechtbank de vreemdeling in de gelegenheid stellen om alsnog met zijn gemachtigde te overleggen. Dit geldt zowel voor zaken waarin de vreemdeling in de rechtbank aan de zitting deelneemt als voor zaken waarin de vreemdeling, al dan niet samen met zijn gemachtigde, via een videoverbinding vanuit het detentiecentrum aan de zitting deelneemt. De vreemdeling klaagt terecht dat de rechtbank hem in de gelegenheid had moeten stellen om de stukken met zijn gemachtigde te bespreken. 2.1. Hoewel de klacht dus terecht is voorgedragen, leidt de grief niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De schending van het verdedigingsbeginsel maakt de bewaring in dit geval namelijk niet onrechtmatig, omdat de vreemdeling door de schending niet daadwerkelijk de mogelijkheid is ontnomen om zich zodanig te verweren dat de procedure een andere afloop had kunnen hebben. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haar uitspraak van 1 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:348. De aard van de stukken die de minister de dag voor de zitting heeft toegevoegd, is voor dat oordeel van belang. Het gaat om een voornemen van 1 juli 2019, een afwijzend asielbesluit van 3 juli 2019 en een rechtbankuitspraak van 24 september 2019. Dit zijn stukken uit de asielprocedure van de vreemdeling, waar hij al vanaf 2019 van op de hoogte was. De minister heeft daarnaast een verslag van het vertrekgesprek van 11 juli 2023 aan het dossier toegevoegd en heeft in de begeleidende brief toegelicht dat er op 10 juli 2023 een vlucht is aangevraagd en dat de vlucht op 28 juli 2023 gepland staat. Van de inhoud van het vertrekgesprek, waarin is medegedeeld dat de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit hebben bevestigd en dat er een vlucht zal worden aangevraagd, was de vreemdeling ook al eerder op de hoogte. Hij had dit dus ook al eerder kunnen bespreken met zijn gemachtigde. De enige nieuwe informatie die de dag voor de zitting aan het dossier is toegevoegd, is dat er een vlucht is gepland op 28 juli 2023. Dat de vreemdeling die informatie niet heeft kunnen bespreken met zijn gemachtigde, is onvoldoende voor het oordeel dat hem de mogelijkheid is ontnomen om zich zodanig te verweren dat de procedure een andere afloop had kunnen hebben. 3. Wat de vreemdeling in de tweede grief heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
Conclusie
4. De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. M.J.M. Ristra-Peeters, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024
918