ECLI:NL:RVS:2024:5318
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlenging bewaringsmaatregel vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 november 2024 het beroep tegen het voortduren van de bewaringsmaatregel ongegrond verklaarde. De minister van Asiel en Migratie had op 4 oktober 2024 besloten de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel te verlengen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van de vreemdeling ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. In hoger beroep voerde de vreemdeling aan dat er redenen waren om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, ondanks het feit dat volgens de wet geen hoger beroep mogelijk is tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank correct heeft gehandeld en dat er geen sprake was van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 23 december 2024, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van griffier mr. A.A. Snijders.