ECLI:NL:RVS:2024:56
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 11 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kind, tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 6 september 2023 en 19 oktober 2023 de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 17 november 2023 het beroep van de vreemdelingen ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 januari 2024, waarbij mr. E. Steendijk als lid van de enkelvoudige kamer en mr. W.M. Vos als griffier aanwezig waren.