ECLI:NL:RVS:2024:597
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- B. Meijer
- J.M. Willems
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 14 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, welke op 3 maart 2022 plaatsvond. De rechtbank had op 28 april 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris, indien hij India als veilig land van herkomst wil blijven beschouwen, de situatie in India opnieuw moet herbeoordelen. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten werden vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, met mr. N. Verheij als voorzitter en mr. B. Meijer en mr. J.M. Willems als leden, in aanwezigheid van griffier mr. D.I. van Kesteren.