ECLI:NL:RVS:2024:607
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op basis van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 14 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 30 augustus 2023, bepaalde dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG (Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De rechtbank Den Haag had in een eerdere uitspraak op 1 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op de genoemde datum. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling op 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moest vergoeden.
De beslissing van de Raad van State houdt in dat de staatssecretaris moet bepalen hoe hij de vreemdeling op de hoogte stelt van de beëindiging van de tijdelijke bescherming, die dus niet eerder dan 4 maart 2024 kan eindigen. De vreemdeling heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.