ECLI:NL:RVS:2024:708

Raad van State

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
202307988/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 21 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 7 december 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 22 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep dat gericht is tegen de uitspraak van de rechtbank over de (verlengde) ophouding van de vreemdeling, aangezien hiertegen geen hoger beroep kan worden ingesteld volgens de wet. Wat betreft de maatregel van bewaring heeft de Afdeling geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling heeft geen redenen gevonden om de bewaring onrechtmatig te achten en heeft het hoger beroep ongegrond verklaard.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.

Uitspraak

202307988/1/V3.
Datum uitspraak: 21 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 22 december 2023 in zaken nrs. NL23.38448, NL23.38484 en NL23.38485 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 22 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
In het hoger beroep tegen de (verlengde) ophouding
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat mede over het ophouden krachtens artikel 50, tweede en vierde lid, van de Vw 2000. Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling is in zoverre onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
In het hoger beroep tegen de maatregel van bewaring
3.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over rechtsvragen die eerder door de Afdeling zijn beantwoord (uitspraak van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180, onder 9 en 9.1, over de informatieplicht van de staatssecretaris uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
4.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, voor zover dat is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank over de (verlengde) ophouding;
II.       bevestigt de uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2024
644-1085