ECLI:NL:RVS:2024:74

Raad van State

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
202307691/1/V3 en 202307691/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en bevestiging uitspraak rechtbank inzake asielaanvraag

Op 12 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 2 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank had op 11 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris mag voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en de vreemdeling had niet voldoende gemotiveerd dat haar persoonlijke omstandigheden aanleiding gaven om de asielaanvraag anders te behandelen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 januari 2024.

Uitspraak

202307691/1/V3 en 202307691/2/V3.
Datum uitspraak: 12 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2023 in zaak nr. NL23.34704 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 11 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411, volgt dat de staatssecretaris voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet heeft gemotiveerd dat dit in haar geval anders is en dat de staatssecretaris in de gestelde persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling geen aanleiding hoefde te zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024
18-1073