ECLI:NL:RVS:2024:753
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 7 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 1 december 2023 een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt had gesteld dat de vreemdeling voor Bulgarije mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. Akbalik, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep klaagt de vreemdeling dat de rechtbank niet is ingegaan op de door hem aangevoerde omstandigheden die zijn betoog onderbouwen dat voor Bulgarije niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State constateert dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is in dit geval.
De Afdeling oordeelt dat de grief van de vreemdeling slaagt en verklaart het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt teruggeworpen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens wordt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.