ECLI:NL:RBDHA:2024:1254
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 7 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Akbalik, betwist deze beslissing en voert aan dat Bulgarije niet kan worden beschouwd als een veilige derde staat, onder verwijzing naar diverse rapporten en uitspraken die wijzen op fundamentele systeemfouten in de opvang en behandeling van asielzoekers in Bulgarije.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 19 januari 2024, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de veiligheid van de asielprocedure in Bulgarije. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zijn situatie in Bulgarije onacceptabel zou zijn, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, in stand blijft.
De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft omtrent asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien om van de overdracht van eiser aan Bulgarije af te zien, omdat er geen aanwijzingen zijn dat eiser in Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn gezondheidssituatie of psychische gesteldheid zou verslechteren door de overdracht. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag van eiser niet onverplicht in behandeling te nemen.