ECLI:NL:RVS:2024:897
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlenging bewaringsmaatregel vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 13 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 januari 2024 de termijn van de aan hem opgelegde bewaringsmaatregel met maximaal twaalf maanden had verlengd. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de bewaringsmaatregel rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is er geen verdere motivering nodig voor de beslissing.
De Afdeling heeft ook geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De beslissing is op 6 maart 2024 openbaar uitgesproken door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.