ECLI:NL:RVS:2024:970

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
202301866/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2023. De vreemdelingen hebben op 7 maart 2024 hun hoger beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zij hebben gemaakt. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd, maar de vreemdelingen stelden dat de staatssecretaris de beslistermijn had overschreden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de staatssecretaris, door de beslistermijn met negen maanden te verlengen, in strijd heeft gehandeld met de wettelijke termijnen. De vreemdelingen hebben hun aanvragen op 5 juni 2022 ingediend, en de staatssecretaris heeft pas op 5 oktober 2023 besloten. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat het verzoek om proceskostenveroordeling is toegewezen. De staatssecretaris moet de vreemdelingen een bedrag van € 437,50 vergoeden, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.

Uitspraak

202301866/1/V1.
Datum uitspraak: 7 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
Procesverloop
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2023, gerectificeerd op 28 maart 2023, in zaak nr. NL22.26181.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft nadere stukken ingediend.
De vreemdelingen hebben het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de bij hen opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de staatssecretaris krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de staatssecretaris aan de vreemdelingen is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. In dit geval heeft de staatssecretaris bij besluiten van 5 oktober 2023 de aanvragen van de vreemdelingen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. De vreemdelingen hebben deze aanvragen op 5 juni 2022 ingediend. Dit betekent dat de staatssecretaris, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, ook de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden. De Afdeling ziet daarom aanleiding de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen.
3.       Het verzoek wordt toegewezen. De staatssecretaris moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden (een punt voor het hogerberoepschrift). Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de staatssecretaris niet tijdig nemen van de besluiten op de asielaanvragen. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024
488-966