ECLI:NL:RVS:2024:970
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2023. De vreemdelingen hebben op 7 maart 2024 hun hoger beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zij hebben gemaakt. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd, maar de vreemdelingen stelden dat de staatssecretaris de beslistermijn had overschreden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de staatssecretaris, door de beslistermijn met negen maanden te verlengen, in strijd heeft gehandeld met de wettelijke termijnen. De vreemdelingen hebben hun aanvragen op 5 juni 2022 ingediend, en de staatssecretaris heeft pas op 5 oktober 2023 besloten. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat het verzoek om proceskostenveroordeling is toegewezen. De staatssecretaris moet de vreemdelingen een bedrag van € 437,50 vergoeden, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.