ECLI:NL:RVS:2024:971

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
202302482/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 22 maart 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had op 28 maart 2022 een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had pas op 17 november 2023 een besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen belang had bij zijn hoger beroep, omdat de staatssecretaris inmiddels had besloten op de aanvraag.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling overwoog dat de staatssecretaris de beslistermijn rechtmatig had verlengd, maar dat hij de termijn van vijftien maanden na indiening van de aanvraag had overschreden. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met het hoger beroep, tot een bedrag van € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak werd gedaan op 7 maart 2024 door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. De vreemdeling heeft laten weten het eens te zijn met het besluit van de staatssecretaris van 17 november 2023, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan.

Uitspraak

202302482/1/V1.
Datum uitspraak: 7 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 maart 2023 in zaak nr. NL22.22105 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 22 maart 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 17 november 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
De vreemdeling heeft desgevraagd een nader stuk ingediend.
Overwegingen
Hoger beroep
1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van het besluit, had de staatssecretaris nog geen besluit genomen op zijn aanvraag van 28 maart 2022. Dat heeft de staatssecretaris bij besluit van 17 november 2023 wel gedaan. Wat de vreemdeling aanvoert, schept geen belang voor het beoordelen van zijn hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De staatssecretaris heeft na meer dan vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. Dit betekent dat de staatssecretaris, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, ook de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden. De Afdeling ziet daarom aanleiding de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen.
3.       De staatssecretaris moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden (een punt voor het hogerberoepschrift). Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de staatssecretaris niet tijdig nemen van het besluit op de asielaanvraag. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Besluit 17 november 2023
4.       De staatssecretaris is in het besluit van 17 november 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft laten weten het eens te zijn met dit besluit. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024
488-966