ECLI:NL:RVS:2024:990
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling na opheffing door staatssecretaris
Op 8 januari 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod uitgevaardigd tegen een vreemdeling. De rechtbank heeft op 22 juli 2022 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Mulken, heeft hoger beroep ingesteld. Op 30 mei 2023 heeft de staatssecretaris het inreisverbod opgeheven, maar de vreemdeling heeft haar hoger beroep gehandhaafd en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De vreemdeling heeft met de opheffing van het inreisverbod het doel van de procedure bereikt, waardoor zij geen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep. De vraag of de staatssecretaris moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten is niet aan de orde, omdat de staatssecretaris niet is teruggekomen op zijn eerdere standpunt dat het inreisverbod niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
De Raad van State heeft in zijn beslissing bevestigd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2024.