ECLI:NL:RVS:2025:12
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had op 8 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 19 december 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, die op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep ongegrond is. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van de vreemdeling af.