202302709/1/A3.
Datum uitspraak: 2 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Rederij Belle B.V, gevestigd te Muiderberg, gemeente Gooise Meren,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2023 in zaak nr. 21/3562 in het geding tussen:
Rederij Belle
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij twee besluiten van 7 januari 2021 heeft het college aanvragen van Rederij Belle om een exploitatievergunning buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 17 juni 2021 heeft het college de door Rederij Belle daartegen gemaakte bezwaren deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de rechtbank het door Rederij Belle daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Rederij Belle hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Rederij Belle heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2025, waar Rederij Belle, vertegenwoordigd door mr. P. Nicolai, rechtsbijstandverlener in Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.S. Jaasma en mr. M.H.A. Bakkum, advocaten in Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Rederij Belle heeft het college op 30 september 2020 verzocht exploitatievergunningen te verlenen om passagiers te mogen vervoeren op de grachten van Amsterdam met de vaartuigen Anja en Sharon. Het college heeft Rederij Belle op 10 december 2020 bericht dat de aanvragen voor die vaartuigen niet volledig waren, omdat tekeningen op een schaal van 1:100 van het vooraanzicht, het achteraanzicht, het zijaanzicht bakboord, de belettering en eventuele logo’s en patronen ontbraken. Rederij Belle heeft vervolgens gegevens aangeleverd. Het college heeft daarop bij de besluiten van 7 januari 2021 de aanvragen buiten behandeling gesteld, omdat geen tekeningen van de belettering en eventuele logo’s en patronen op de vaartuigen waren aangeleverd. Voor het vaartuig Anja waren ook geen kleurenfoto’s aangeleverd. Het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 17 juni 2021 deels gegrond verklaard, omdat een driedimensionale impressie van het vaartuig is overgelegd en daarom in zoverre is voldaan aan de vereiste dat foto’s zijn overgelegd. Voor het overige heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Het tegen dat besluit ingestelde beroep heeft de rechtbank ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader in deze zaak is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
Hoger beroep
3. Rederij Belle betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college over mocht gaan tot buitenbehandelingstelling van de aanvragen. De Afdeling zal hierna achtereenvolgens ingaan op de betogen van Rederij Belle die betrekking hebben op de vraag of de overgelegde gegevens voldoende waren om de aanvragen te kunnen beoordelen, of het college mocht vragen om de belettering die zou worden aangebracht op het vaartuig en die mocht toetsen aan redelijke eisen van welstand, of de vraag van het college om meer informatie onduidelijk was en of de besluitvorming al dan niet onevenwichtig is.
Beoordeling
4. Het is in Amsterdam verboden om zonder exploitatievergunning met een vaartuig personen te vervoeren of te laten vervoeren. Dat staat in artikel 2.4.1 van de Verordening op het binnenwater (hierna: Vob). Omdat het college het aantal vergunningen dat het wilde uitgeven heeft gemaximeerd op een totaal van 550, heeft het bepaald dat de aanvragen voor de eerste verdelingsronde voor vergunningen die vanaf 1 maart 2024 geldig zouden zijn, ontvangen moeten zijn in de periode tussen 1 september 2020 om 8:00 uur en 30 september 2020 om 16:00 uur. In die verdelingsronde zouden in totaal 155 exploitatievergunningen worden uitgegeven. Voor de overige exploitatievergunningen zou het college op een ander moment een verdelingsronde organiseren.
4.1. Niet in geschil is dat rederij Belle bij de aanvragen om een exploitatievergunning voor de vaartuigen Anja en Sharon geen tekeningen van de belettering en eventuele logo’s of patronen op een schaal van 1:100 als voorgeschreven in artikel 3.1.3, eerste lid, aanhef en onder c. van de Regeling op het binnenwater (hierna: Rob) heeft overgelegd. Evenmin is in geschil dat op grond van artikel 2.02 van het Binnenvaartpolitiereglement in het bijzonder een benaming moet zijn aangebracht op deze vaartuigen. In deze procedure gaat het er om of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college vanwege het niet overlegd zijn van bedoelde tekeningen de aanvragen om die reden terecht niet in behandeling heeft genomen.
- Kentekens en eisen van welstand
5. Rederij Belle betoogt dat de aanvragen compleet zijn, omdat het college niet mag voorschrijven dat een kenteken op het vaartuig wordt aangebracht. Ook mag het college niet voorschrijven dat de belettering moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Omdat artikel 2.02 van het Binnenvaartpolitiereglement eisen geeft over belettering op een vaartuig, zijn de artikelen 2.4.2 van de Vob en 3.1.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rob in strijd met artikel 121 van de Gemeentewet en moeten zij onverbindend verklaard worden. Ook mag niet aan welstand worden getoetst, omdat dit alleen kan als direct sprake is van invloed op de ruimtelijke omgeving, zoals in het geval van een omgevingsvergunning of een ligplaatsvergunning. Daarbij verwijst Rederij Belle naar artikel 12a van de Woningwet. Voor zover dat al mocht, handelt het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Voor passagiersvaartuigen geldt namelijk niet dat zij aan redelijke eisen van welstand worden onderworpen, aldus Rederij Belle.
5.1. Een rechter kan een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift gebaseerd is, toetsen op rechtmatigheid. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift in strijd is met hogere regelgeving. De rechter komt ook de bevoegdheid toe te beoordelen of dat algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het besluit waarover de zaak gaat. Bij die indirecte toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer, waarbij de toetsing wordt verricht op de wijze zoals de Afdeling die heeft uiteengezet in haar uitspraak van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452. 5.2. De Afdeling is van oordeel dat artikel 3.1.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rob niet in strijd is met artikel 2.02 van het Binnenvaartpolitiereglement en artikel 12a van de Woningwet.
5.2.1. Artikel 2.02 van het Binnenvaartpolitiereglement bepaalt dat een klein schip niet mag deelnemen aan de scheepvaart als de naam van het schip of de naam van de instelling waaraan het schip toebehoort of de gebruikelijke afkorting daarvan, al dan niet gevolgd door een nummer, niet aan de buitenzijde van het schip in lichte kleur op donkere ondergrond of in donkere kleur op lichte ondergrond in goed leesbare en onuitwisbare Latijnse letters en Arabische cijfers is aangebracht. Ook mag een klein schip niet deelnemen aan de scheepvaart als niet de naam en woonplaats van de eigenaar op een in het oog vallende plaats aan de binnen- of buitenzijde van het schip is aangebracht.
5.2.2. Artikel 12a van de Woningwet bepaalt dat de gemeenteraad een welstandsnota vaststelt, waarin criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of het uiterlijk van een bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand. Ook worden in die nota criteria opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
5.2.3. Naar het oordeel van de Afdeling geeft artikel 2.02 van het Binnenvaartpolitiereglement minimumeisen waaraan de belettering op het vaartuig moet voldoen. Dit is nodig om het vaartuig te kunnen identificeren. Dat artikel laat verder ruimte aan de eigenaar van het vaartuig op welke wijze hij belettering op het betrokken vaartuig wil aanbrengen. Dat is een ander motief dan wat artikel 3.1.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rob regelt. Dat artikel heeft de gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld omdat hij wil dat de belettering op een vaartuig voldoet aan redelijke eisen van welstand. Daarbij gaat het ook om andere belettering op het vaartuig dan de benaming van het vaartuig, zoals reclame-uitingen. Het artikel houdt niet in dat de belettering op een vaartuig aan andere, verdergaande eisen moet voldoen dan de eisen die terzake in het Binnenvaartpolitiereglement worden gesteld. Het college mag er bovendien van uitgaan dat een belettering op de vaartuigen wordt aangebracht, onder meer omdat op grond van het Binnenvaartpolitiereglement het aanbrengen van in het bijzonder een benaming op vaartuigen als de Anja en de Sharon verplicht is. De Afdeling is daarom van oordeel dat artikel 3.1.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rob niet in strijd is met artikel 2.02 van het Binnenvaartpolitiereglement.
5.2.4. Anders dan Rederij Belle betoogt, ziet de Afdeling niet in waarom het anderszins niet toegestaan zou zijn om welstandsbeleid te voeren. Ook ziet de Afdeling niet in waarom het niet toegestaan zou zijn om welstandsbeleid te voeren in gevallen waarbij de uitstraling op het gebied groter is dan dat een bouwwerk heeft op de directe omgeving van het bouwwerk. Artikel 147 van de Gemeentewet regelt dat de gemeenteraad gemeentelijke verordeningen vaststelt, voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad, krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Die bevoegdheid bestaat, voor zover die gemeentelijke verordening niet in strijd is met andere, hogere, regelgeving, zo blijkt uit artikel 121 van de Gemeentewet. De artikelen 2.4.2 en 2.4.3 van de Vob zijn ook niet in strijd met artikel 12a van de Woningwet, omdat in dat artikel wordt geregeld dat de gemeenteraad welstandseisen mag vaststellen voor de beoordeling van het bouwen van bouwwerken of van bestaande bouwwerken. Dat artikel bepaalt niet dat het niet is toegestaan om welstandsbeleid te voeren in het kader van de beoordeling van exploitatievergunningen voor de passagiersvaart. Ook bepaalt dat artikel niet dat welstandsbeleid alleen gevoerd mag worden bij plaatsgebonden objecten, zoals een bouwwerk. Het college heeft in dat verband terecht betoogd dat voor een gebied op de grachten dat ook groter is dan het deel dat is aangewezen als UNESCO-werelderfgoed, welstandsbeleid mag worden gevoerd. Het staat de gemeenteraad immers ook vrij om te bepalen waar welstandseisen gelden. Ook buiten het deel van de grachten, dat is aangemerkt als UNESCO-werelderfgoed, wordt met passagiersvaartuigen gevaren en ook dat gebied wordt ermee gediend als de passagiersvaartuigen aan welstandseisen voldoen. De gemeenteraad van Amsterdam is dan ook niet haar regelgevende bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 121 van de Gemeentewet, te buiten gegaan.
5.2.5. Verder is de Afdeling van oordeel dat het college niet in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Het college heeft daarover terecht gesteld dat de passagiersvaart zich onderscheidt van de pleziervaart. Passagiersvaartuigen varen veel vaker door de grachten dan de pleziervaart. Pleziervaartuigen verdienen geen geld aan hun vaart door de grachten, in tegenstelling tot exploitanten van passagiersvaartuigen. Passagiersvaartuigen vervoeren in de regel ook meer passagiers dan pleziervaartuigen, waarvoor geldt dat zich op een pleziervaartuig maximaal 13 personen mogen bevinden. Van gelijke gevallen is dan ook geen sprake.
5.2.6. De Afdeling is dan ook van oordeel dat college mocht vragen om tekeningen op een schaal van 1:100 van de belettering en eventuele logo’s of patronen.
5.3. Het betoog slaagt niet.
- Verstrekte gegevens en bescheiden voldoende?
6. Rederij Belle betoogt dat het college niet het standpunt kon innemen dat de verstrekte gegevens onvoldoende waren om de aanvraag te kunnen beoordelen. Volgens haar komen op de vaartuigen geen belettering, logo’s en patronen te staan. De aanvragen waren compleet en het college had de aanvragen op die manier moeten beoordelen, aldus Rederij Belle.
6.1. Artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen als onder andere de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Verder staat in artikel 3.1.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rob dat de aanvraag voor een exploitatievergunning voor de passagiersvaart in ieder geval vergezeld gaat van onder andere een tekening van de belettering en eventuele logo’s of patronen op een schaal van 1:100.
6.2. Met betrekking tot artikel 3.1.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rob heeft het college toegelicht dat deze gegevens nodig zijn om te beoordelen of de belettering en logo’s of patronen voldoen aan de welstandseisen die worden gesteld op grond van de artikelen 2.4.2 en 2.4.3 van de Vob en artikel 3.1.8, tweede lid, aanhef en onder c, van de Rob. Daarbij heeft het toegelicht dat de uitgangspunten voor het welstandsbeleid zijn zorgvuldigheid, proportionaliteit, terughoudendheid en bescheidenheid.
6.3. Zoals de Afdeling hiervoor al heeft overwogen is niet in geschil dat Rederij Belle geen tekeningen op een schaal van 1:100 heeft overgelegd van de belettering en eventuele logo’s of patronen. Een aanvraag voor een exploitatievergunning voor de passagiersvaart moet vergezeld gaan van dergelijke tekeningen. Het college heeft deze gegevens ook nodig om de welstandstoets te kunnen uitvoeren, zoals in artikel 3.1.8, tweede lid, aanhef en onder c, van de Rob staat. Het college heeft de niet van bedoelde tekeningen voorziene aanvragen niet in behandeling hoeven nemen. Daarbij is van belang dat op de ingevulde formulieren, die behoren bij de aanvragen om een exploitatievergunning ten behoeve van de vaartuigen Anja en Sharon en welke formulieren bestemd zijn om de uiterlijke kenmerken van de vaartuigen aan te geven, staat vermeld dat de vaartuigen belettering zullen hebben, zoals de naam van het schip, thuishaven en nummers, zoals die ook verplicht zijn op de voor- en achterzijde van het schip. Bovendien bleek uit een van de vergunningsaanvraag deel uitmakende foto dat in ieder geval op de voorzijde van dat vaartuig een naam zou worden aangebracht. Het college mocht er dan ook van uitgaan dat op de vaartuigen belettering zou worden aangebracht. Dat Rederij Belle in haar bezwaarschrift vervolgens verklaart dat de vaartuigen geen belettering zou voeren, is gelet op wat is aangegeven in het verband van de aanvragen dan ook ongeloofwaardig. Tot slot voorzien de Vob en de Rob niet in een regeling die het toelaat om een exploitatievergunning voor de passagiersvaart te verlenen voor een vaartuig, waarop geen belettering is aangebracht. De Afdeling is daarom van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college het standpunt kon innemen dat de aanvragen van Rederij Belle buiten behandeling mochten worden gesteld.
6.4. Het betoog slaagt niet.
- Aanleveren ontbrekende gegevens
7. Rederij Belle betoogt dat, voor zover al tekeningen op een schaal van 1:100 van de belettering aangeleverd moesten worden, het onduidelijk was om welke gegevens het college heeft gevraagd. Op het college rust volgens Rederij Belle de verplichting om exact aan te gegevens welke gegevens ontbraken.
7.1. Het college heeft toegelicht dat, ter voorbereiding op de aanvraagperiode, de Handleiding uitgifte exploitatievergunningen passagiersvaart september 2020 is gepubliceerd. In die handleiding is een uitgebreide toelichting gegeven waaraan de aanvraag voor een exploitatievergunning moet voldoen. Zo staat in hoofdstuk 5 van die handleiding dat voldoende gedetailleerde tekeningen moeten worden ingediend. Ook heeft het college toegelicht dat het uitgebreid antwoord heeft gegeven op vragen van reders over het proces van uitgifte van de exploitatievergunningen. Die antwoorden heeft het ook opgenomen in het document Beantwoording van vragen die zijn gesteld in het kader van de vragenronde over het proces van uitgifte exploitatievergunningen passagiersvaart in september 2020.
7.2. Gelet op de toelichting van het college en de uitdraai van de digitale aanvraagmodule voor de aanvragen ten behoeve van de vaartuigen Anja en Sharon, is de Afdeling van oordeel dat het voor Rederij Belle duidelijk had moeten zijn welke gegevens het college nodig had om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Uit de uitdraai van de digitale aanvraagmodule blijkt namelijk dat het college op 10 december 2020 haar heeft gevraagd om tekeningen van de belettering en eventuele logo’s of patronen op een schaal van 1:100, van het zijaanzicht bakboord, het vooraanzicht en het achteraanzicht in te dienen. Over welke gegevens moesten worden ingebracht, kon dan ook geen onduidelijkheid bestaan.
7.3. Het betoog slaagt niet.
- Evenwichtigheid
8. Tot slot betoogt Rederij Belle dat het buiten behandeling stellen van de aanvragen onevenwichtig is, omdat het niet aannemelijk is dat het aanbrengen van belettering op het vaartuig zo ontsierend zou zijn dat de aanvragen om die reden afgewezen zou worden. Het college had daarbij de grote bedrijfseconomische belangen in aanmerking moeten nemen, aldus Rederij Belle.
8.1. De Afdeling is van oordeel dat dit betoog niet slaagt. Rederij Belle heeft niet onderbouwd welke bedrijfseconomische belangen zijn geschaad. Daarnaast staat komt de vraag of de belettering in strijd is met redelijke eisen van welstand, aan de orde in het kader van de inhoudelijke behandeling van de vergunningsaanvraag. Als Rederij Belle van mening was dat betreffende belettering niet in strijd zou zijn met de redelijke eisen van welstand, had zij een tekening van de belettering op een schaal van 1:100 bij de aanvraag moeten voegen.
Conclusie
9. Het voorgaande houdt in dat de rechtbank het beroep van Rederij Belle terecht ongegrond heeft geacht. Het hoger beroep is ongegrond.
10. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025
1071
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:2
1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de dagtekening;
c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
[…]
c.de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
[…]
Gemeentewet
Artikel 121
De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn.
Artikel 147
1. Gemeentelijke verordeningen worden door de raad vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend.
[…]
Verordening op het binnenwater 2010
Artikel 2.4.1 Vergunningplicht voor vervoer van personen
1. Het is verboden zonder vergunning anders dan om niet:
a. met een vaartuig of object personen te vervoeren of te laten vervoeren;
b. een vaartuig of object ter beschikking te stellen voor het varen met een of meerdere personen.
2. Het is verboden zonder vergunning een vaartuig of object anders dan om niet aan te bieden voor het varen met een of meerdere personen of om anders dan om niet personen te vervoeren of te laten vervoeren, of die activiteiten te bevorderen.
[…]
Artikel 2.4.2 Gronden voor toetsing of afwijzing
1. Een vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien verlening daarvan in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2. Het college stelt nadere regels over de wijze waarop een aanvraag wordt beoordeeld.
Artikel 2.4.3 Het belang van welstand
1. Het college stelt een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het toepast bij de beoordeling of het verlenen van een vergunning in strijd is met redelijke eisen van welstand, gelet op het uiterlijk van een vaartuig of object, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan.
2. In de welstandsnota kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende categorieën vaartuigen of objecten, of kunnen daaraan gestelde eisen afhankelijk worden gemaakt van de duur of het gebied waarvoor een vergunning wordt aangevraagd.
Regeling op het binnenwater 2020
Artikel 3.1.3 Eisen aan een aanvraag
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, gaat in ieder geval vergezeld van:
[…]
c. voor een vaartuig met een lengte over alles van meer dan 14 meter: een voldoende gedetailleerde tekening op een schaal van ten minste 1:100 van het boven-, voor- en achteraanzicht en de zijaanzichten, voorzien van belettering en eventuele logo’s of patronen, een aanduiding van de gebruikte of te gebruiken materialen en kleuren met de daarbij behorende RAL-codering of een aanduiding van de kleuren die binnen de RAL-codering het meest lijken op de gebruikte of te gebruiken kleuren indien het een historisch vaartuig betreft waarbij kleuren zijn gebruikt die niet overeenkomen met de RAL-codering;
[…]
f. een driedimensionale impressie in kleur of vier kleurenfoto's van een bestaand vaartuig, waarvan één van schuin voor, één van opzij, één van schuin achter en één van schuin bovenaf, waarop de dekken, opbouwen en kleuren van het vaartuig goed te zien zijn.
[…]
Artikel 3.1.7 Wijzigen of aanvullen van een aanvraag
[…]
2. Indien sprake is van een geval als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid om binnen 14 dagen de aanvraag te wijzigen of aan te vullen.
Artikel 3.1.8 Toetsingscriteria
[…]
2. Onverminderd het eerste lid wijst het college een aanvraag tevens af indien:
[…]
c. het vaartuig niet voldoet aan redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 2.4.3, eerste lid, van de verordening, voor zover die eisen leiden tot een negatief oordeel over het vaartuig;
[…]
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 2.02. Kentekens van kleine schepen
1. Een klein schip mag niet deelnemen aan de scheepvaart, indien hierop niet zijn aangebracht:
a. hetzij de naam van het schip die ook een kenspreuk kan zijn, hetzij de naam van de instelling waaraan het schip toebehoort of de gebruikelijke afkorting daarvan, al dan niet gevolgd door een nummer, aan de buitenzijde van het schip in lichte kleur op donkere ondergrond of in donkere kleur op lichte ondergrond in goed leesbare en onuitwisbare Latijnse letters en Arabische cijfers; en
b. de naam en de woonplaats van de eigenaar op een in het oog vallende plaats aan de binnen- of de buitenzijde van het schip.
2. Op een bijboot van een schip behoeft echter, aan de binnen- of de buitenzijde, slechts een zodanig kenteken te zijn aangebracht, dat daaruit kan worden opgemaakt wie de eigenaar is.
[…]
Woningwet
Artikel 12a
1. De gemeenteraad stelt een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling:
a. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
b. of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.
[…]
3. De criteria, bedoeld in het eerste lid:
a. hebben geen betrekking op bouwwerken, waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen van die bouwwerken wordt bepaald dat deze slechts voor een bepaalde periode in stand mogen worden gehouden, met uitzondering van seizoensgebonden bouwwerken;
b. zijn zoveel mogelijk toegesneden op de onderscheiden categorieën bouwwerken;
c. kunnen verschillen naargelang de plaats waar een bouwwerk is gelegen.
[…]