ECLI:NL:RVS:2025:1244

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
202406268/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling en haar kind tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling en haar minderjarige kind tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het oorspronkelijke besluit tot afwijzing dateert van 6 mei 2021. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris heeft dit bezwaar op 12 februari 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op 17 september 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M.J. van Zantvoort, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.

Uitspraak

202406268/1/V1.
Datum uitspraak: 26 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling] en mede voor haar minderjarige kind,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 september 2024 in zaak nr. NL24.10242 in het geding tussen:
de vreemdeling, mede voor haar kind,
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 6 mei 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen om de vreemdeling en haar kind een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 12 februari 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling, mede voor haar kind, gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 september 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling, mede voor haar kind, ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. van Zantvoort, advocaat in 's-Hertogenbosch, mede voor haar kind, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 6.2 tot en met 6.4 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025
938-1151