ECLI:NL:RVS:2025:1510
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van appellant door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 27 februari 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had op 17 februari 2025 besloten om appellant in bewaring te stellen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Guman, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 april 2025 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt gesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is volgens de Afdeling terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden.
De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 april 2025.