ECLI:NL:RVS:2025:1557
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
Op 12 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van appellant om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 29 november 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 20 januari 2025 het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 april 2025.