202400569/1/A3.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 december 2023 in zaak nr. 23/525 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2022 heeft de burgemeester een evenementenvergunning verleend aan Westwood Exploitatie B.V. (hierna: Club Westwood) voor het Club Westwood Festival.
Bij besluit van 7 december 2022 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Club Westwood heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 26 maart 2025, waar [appellant] en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.M. Christiaans en C. Soet Troch, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Club Westwood, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 3 februari 2022 heeft Club Westwood een evenementenvergunning aangevraagd voor het evenement ‘Club Westwood Festival’. Bij besluit van 24 juni 2022 heeft de burgemeester de evenementenvergunning verleend en aan die vergunning diverse voorschriften verbonden. Het openluchtevenement werd op 2 juli 2022 gehouden in Club Westwood. De burgemeester heeft het besluit tot verlening van de vergunning in bezwaar gehandhaafd.
2. [appellant] woont in de buurt van Club Westwood en is het niet eens met de verlening van de evenementenvergunning, omdat het festival volgens hem geluids- en verkeersoverlast veroorzaakt.
De aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester de evenementenvergunning mocht verlenen. De rechtbank heeft overwogen dat het festival enige geluidshinder veroorzaakt voor omwonenden, maar dat het niet gaat om onduldbare geluidshinder. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester bij de belangenafweging doorslaggevend gewicht mogen toekennen aan de belangen die met het festival worden gediend. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de burgemeester in de voorschriften bij de vergunning bepalingen met betrekking tot de op- en afbouw heeft opgenomen om zo de overlast te beperken.
Hoger beroep
4. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Hij heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat hierboven onder 3 verkort is weergegeven.
Zij voegt daaraan nog toe dat de evenementenvergunning is verleend op basis van de Beleidsregel Locatiebeleid evenementen Den Haag 2022 (hierna: de beleidsregel). In deze beleidsregel staan maximale geluidsnormen, die nader zijn uitgewerkt in een beleidsnota. Uit deze beleidsnota blijkt dat deze normen tot stand zijn gekomen op basis van deskundigenonderzoek. De burgemeester mocht zich bij de vaststelling van de geluidsnormen in de vergunning op de beleidsregel baseren.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
818-1146