ECLI:NL:RBDHA:2023:20127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
23/525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een evenementenvergunning voor het Club Westwood Festival in Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om op 24 juni 2022 een evenementenvergunning te verlenen voor het Club Westwood Festival, dat op 2 juli 2022 plaatsvond. Eiser, een buurtbewoner, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat hij meent dat de gemeente onvoldoende rekening heeft gehouden met de te verwachten overlast, zoals ernstige parkeerproblemen en geluidsoverlast tijdens de opbouw en afbouw van het evenement. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 behandeld, waarbij eiser, de gemachtigde van verweerder en de derde belanghebbende, Club Westwood, aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat, ondanks dat het festival al heeft plaatsgevonden, eiser nog steeds belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de evenementenvergunning. Dit is relevant voor toekomstige aanvragen voor evenementenvergunningen. De rechtbank stelt vast dat verweerder een belangenafweging heeft gemaakt en dat de vergunning is verleend op basis van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De rechtbank concludeert dat de geluidshinder die omwonenden hebben ervaren niet als onduldbaar kan worden aangemerkt, en dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunning te verlenen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Blankensteijn & S.C. Soet).

derde belanghebbende Club Westwood,

(gemachtigde: V. Marshal)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 24 juni 2022 om een evenementenvergunning te verlenen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 7 december 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van verweerder en de derde belanghebbende.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft een evenementenvergunning verleend voor het Club Westwood Festival op 2 juli 2022. Het gaat om een openluchtfestival dat wordt georganiseerd door discotheek Westwood. Door een aantal buurtbewoners, waaronder eiser, is bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Volgens eiser had verweerder nooit een vergunning voor het festival mogen verlenen. Verweerder heeft namelijk nagelaten om de te verwachten overlast voor de buurt mee te nemen in de besluitvorming. Het gaat onder andere om ernstige parkeerproblemen en geluidsoverlast tijden de opbouw en afbouw van het evenement . Daarbij komt dat de geluidsoverlast tijdens het festival zelf dusdanig ernstig is dat het slecht is voor de gezondheid van de omwonenden. Verweerder had de vergunning dan ook op grond van de APV moeten weigeren. [1] Via deze procedure bij de rechtbank wil eiser voorkomen dat in de toekomst dit festival of andere een of meerdaagse festivals nog georganiseerd mogen worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ontvankelijkheid beroep
4. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiser toe kan komen, moet ambtshalve worden beoordeeld of dit beroep ontvankelijk is. De rechtbank ziet zich in dat kader voor de vraag gesteld of eiser (nog) belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4.1.
Ondanks dat het festival al heeft plaatsgevonden, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank wel een belang bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de evenementenvergunning. Dit omdat een inhoudelijk oordeel kan worden betrokken bij een aanvraag om een evenementenvergunning voor een toekomstige editie van het festival en bij de toetsing daarvan. [2] Op zitting is namelijk door de derde belanghebbende aangegeven dat het de bedoeling is dat dit festival in deze vorm jaarlijks zal plaatsvinden. Dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de editie van het festival in 2023 maakt dit niet anders. Eiser heeft wel een zienswijze ingediend in de voorfase en op zitting aangegeven nog steeds tegen de komst van het festival te zijn.
Geluidsoverlast tijdens het festival
5. De evenementenvergunning is aangevraagd op basis van artikel 2:25 van de APV. De vergunning kan in ieder geval worden geweigerd, als één van de vier weigeringsgronden van artikel 2:25 van de APV zich voordoet, te weten: in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en/of de bescherming van het milieu. Tussen partijen is niet in geschil dat omwonenden geluidshinder hebben ondervonden tijdens het festival. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of die zo geluidshinder onduldbaar was waardoor verweerder de vergunning op grond van de APV en de Beleidsregel [3] had moeten weigeren.
5.1.
Zoals door de hoogste bestuursrechter eerder is overwogen geldt als uitgangspunt dat naar objectieve gronden niet valt vast te stellen wanneer een omwonende ten gevolge van een evenement onduldbare geluidshinder ondervindt. Het oordeel of geluidshinder onaanvaardbaar is, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of het bestuursorgaan aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. [4] Verweerder moet bij het afgeven van een evenementenvergunning en daarmee samenhangende ontheffingen rekening houden met de bij het besluit betrokken belangen.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn besluitvorming een belangenafweging heeft gemaakt. Deze belangenafweging houdt in dat verweerder dit soort evenementen voor Den Haag van groot belang vindt. Een kwalitatief hoogwaardig evenementenaanbod draagt namelijk bij aan een aantrekkelijk woon-werk- en vestigingsklimaat. Verweerder heeft met de beleidsregel meer sturingsinstrumenten gekregen om de overlast in de openbare ruimte bij evenementen zoveel mogelijk te beperken. Op basis van dit beleid wordt beoogd om een goede balans tussen levendigheid en leefbaarheid te behouden en worden stads brede richtlijnen en spelregels vastgesteld op het gebeid van bijvoorbeeld geluid. Ten aanzien van de belangen van omwonenden heeft verweerder het volgende toegelicht. Omwonenden kunnen hinder ondervinden van het festival. Enige mate van hinder van evenementen is echter inherent aan het wonen in een stad. Het belang van het woon- en leefklimaat van omwonenden is bij de vergunningverlening voor het festival betrokken en er zijn diverse vergunningvoorschriften aan de evenementenvergunning verbonden en maatregelen genomen om de hinder zo veel mogelijk te beperken. Verweerder heeft ook geluidsnormen in het besluit vastgesteld, te weten 85 db maximale gevelbelasting en 115 db in het publieksveld. Door een onafhankelijk bureau is tijdens het festival gecontroleerd of de organisatoren zich aan de geluidsnormen hielden. De conclusie luidde dat de geluidsnormen niet zijn overschreden. Eiser heeft verder ook niet aangetoond dat de geluidsnormen onjuist zijn of dat deze wel zijn overschreden.
5.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder met deze belangenafweging in redelijkheid doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van het festival. Weliswaar heeft het festival enige geluidshinder voor omwonenden opgeleverd, maar deze geluidshinder viel voor hen niet als onduldbaar aan te merken.
Overlast op- en afbouwwerkzaamheden
6. Eiser geeft aan dat hij, naast de overlast tijdens het festival, ook veel last heeft van de op- en afbouwwerkzaamheden. Op zitting is gebleken dat het eiser dan vooral gaat om het in beslag nemen van parkeerplekken bij de sportvelden tijdens de opbouw van het festival. De rechtbank merkt op dat eiser toegang heeft tot een afgesloten parkeergarage, zij zelf ondervindt dan ook geen hinder van het verminderde aantal parkeerplekken. Verder heeft niet een van de sportverenigingen aangegeven problemen te ondervinden door het verminderde aantal parkeerplekken gedurende 1 week voorafgaand aan het festival. Er zijn vanuit de wegbeheerder, die ook betrokken is bij het evenement, ook geen signalen ontvangen dat de verkeersveiligheid in het geding is. Verweerder heeft in de voorschriften bij de vergunning bepalingen met betrekking tot de op- en afbouw opgenomen om zo de overlast te beperken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder conform het ten tijde van de besluitvorming geldende beleid in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het vergunnen van het festival.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 2:25, zesde lid, Algemene Plaatselijke Verordening Den Haag (APV).
2.zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 januari 2019: ECLI:NL:RVS:2019:164.
3.de Beleidsregel Locatiebeleid evenementen Den Haag 2022 (beleidsregel).
4.zie de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2019: ECLI:NL:RVS:2019:1566.