ECLI:NL:RVS:2025:1581

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
202400133/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.H. van den Biggelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavend optreden tegen afvaloverlast in Roermond

Op 9 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Roermond. De zaak betreft een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het achterlaten van afval nabij zijn woning. Het college had eerder, op 15 juni 2023, dit verzoek afgewezen, stellende dat er sprake was van een bijzonder geval, aangezien de bewoners van het appartementencomplex waar het afval vandaan komt, veel individuele hulp en begeleiding nodig hebben. Het college weigerde handhavend op te treden omdat het opleggen van een last onder dwangsom niet passend zou zijn voor deze groep. In plaats daarvan koos het college voor alternatieve maatregelen, zoals het installeren van ondergrondse afvalcontainers en het informeren van bewoners over afvalverwerking.

[Appellant] heeft tegen de afwijzing beroep ingesteld, maar de Afdeling oordeelde dat hij geen actueel en reëel belang had bij de uitspraak. Dit kwam voort uit het feit dat [appellant] zijn verhuizing niet had doorgegeven en niet kon onderbouwen dat hij daadwerkelijk van plan was terug te verhuizen naar zijn oude adres. De Afdeling concludeerde dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk was wegens het ontbreken van procesbelang. De uitspraak werd gedaan door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, en de griffier was mr. S. Vermeulen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Uitspraak

202400133/1/R4.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Roermond,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Roermond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2023 heeft het college de verzoeken van [appellant] om handhavend op te treden tegen het achterlaten van afval in de buurt van zijn woning op het perceel [locatie] in Roermond afgewezen.
Bij besluit van 12 december 2023 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten onder verbetering van de motivering.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2025, waar het college, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter en mr. S.P.W Reinders, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft het college verzocht handhavend op te treden tegen het achterlaten van afval nabij zijn woning. Volgens hem is dit een overtreding van de Afvalstoffenverordening gemeente Roermond 2017, van artikel 10.1 en artikel 1.1a van de Wet milieubeheer, van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en van artikel 16.1, onder d, van de planregels van het bestemmingsplan "Vrij Lommerveld". Het college heeft geweigerd handhavend op te treden omdat sprake is van een bijzonder geval.
De bewoners van het appartementencomplex 307 (hierna: het appartementencomplex) van waaruit het afval afkomstig is, hebben volgens het college namelijk veel individuele hulp en begeleiding nodig. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een last onder dwangsom voor deze groep geen passende en effectieve manier is om het onjuist aanbieden van afval te voorkomen. Daarom kiest het college voor alternatieve, preventieve maatregelen in de vorm van werkgroepen waarbij omwonenden zijn betrokken. Het college is ook voornemens ondergrondse afvalcontainers te installeren. Daarnaast worden de bewoners van het appartementencomplex op de hoogte gehouden door middel van bewonersbrieven en mondelinge communicatie over het zich ontdoen van afval. Verder laat het college onjuist aangeboden afval binnen 24 uur na een melding weghalen. Volgens het college wordt hiermee de overlast sneller beëindigd dan bij het opleggen van een herstelsanctie, omdat de overtreder onbekend is.
Procesbelang
2.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3111, hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend (hoger) beroep alleen inhoudelijk te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het (hoger) beroep. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
2.1.    De uitnodiging voor de zitting gericht aan [appellant] heeft de Afdeling retour ontvangen. Blijkens de retour gekomen envelop is het poststuk geweigerd, omdat de geadresseerde niet langer op het adres [locatie] woonde op het moment dat het poststuk werd aangeboden. [appellant] heeft zijn verhuizing niet doorgegeven aan de Afdeling. Nadat de Afdeling telefonisch contact heeft opgenomen met [appellant], heeft hij bevestigd dat hij is verhuisd en heeft hij zijn nieuwe woonadres doorgegeven.
Op verzoek van de Afdeling heeft [appellant] bij brief van 6 februari 2025 medegedeeld dat hij nog een belang heeft bij de uitspraak van de Afdeling, omdat hij voornemens is terug te verhuizen naar de woning aan de [locatie] als de uitspraak gunstig is voor hem. In zijn brief heeft [appellant] deze stelling niet geconcretiseerd en met feiten onderbouwd. [appellant] is evenmin verschenen op de zitting om zijn belang nader toe te lichten.
[appellant] heeft slechts niet onderbouwd gesteld dat hij mogelijk zal terugverhuizen naar zijn oude adres. [appellant] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom terugverhuizen een optie is, laat staan dat het een reële mogelijkheid is. De enkele omstandigheid dat [appellant] heeft gesteld terug te verhuizen naar zijn oude adres als hij in zijn gelijk wordt gesteld, levert dan ook geen actueel en reëel belang op. Verder heeft [appellant] geen andere redenen aangevoerd die aannemelijk maken dat hij nog een actueel en reëel belang heeft bij een uitspraak van de Afdeling.
Conclusie
3.       Het beroep van [appellant] is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
700-1133