ECLI:NL:RVS:2025:1650
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 juni 2023 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 14 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 11 maart 2025 eindigde, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum ontvangen. De appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen. Hierdoor heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.T. Gazai, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 april 2025.