ECLI:NL:RVS:2025:1650

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
202501453/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 juni 2023 een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 14 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 11 maart 2025 eindigde, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum ontvangen. De appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen. Hierdoor heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.T. Gazai, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 april 2025.

Uitspraak

202501453/1/V1.
Datum uitspraak: 14 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 februari 2025 in zaak nr. NL24.32373 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 14 augustus 2024 heeft de minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, advocaat in Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 11 maart 2025. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. Appellant heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Gazai
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025
966