ECLI:NL:RVS:2025:1666

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
202303902/6/A3, 202400582/7/A3 en 202407350/6/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met afwijzing Verklaring Omtrent het Gedrag door staatssecretaris

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op verzoeken om voorlopige voorzieningen van [verzoeker], die zijn studie rechten heeft afgerond en advocaat wil worden. Voor zijn inschrijving heeft hij een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) nodig, maar zijn aanvragen zijn door de staatssecretaris afgewezen vanwege eerdere veroordelingen binnen de terugkijktermijn. De rechtbank heeft eerdere beroepen van [verzoeker] ongegrond verklaard of niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. Tegen deze uitspraken heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld en verzocht om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard, omdat [verzoeker] herhaaldelijk ongepaste en beledigende taal heeft gebruikt in zijn processtukken en tijdens zittingen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat een behoorlijke procesvoering vereist dat partijen zich onthouden van ongepaste uitlatingen. De verzoeken zijn afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202303902/6/A3, 202400582/7/A3 en 202407350/6/A3.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:83, derde lid, van de Awb) hangende de hoger beroepen van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 9 mei 2023 in zaak nr. 22/3883, van 22 januari 2024 in zaak nr. 23/4554 en van 21 november 2024 in zaak nrs. 24/7672 en 24/7673, in de gedingen tussen:
[verzoeker]
en
de minister voor Rechtsbescherming (thans: de staatssecretaris voor Rechtsbescherming, hierna: de staatssecretaris).
Procesverloop
Bij uitspraken van 9 mei 2023, 22 januari 2024 en 21 november 2024 heeft de rechtbank de door [verzoeker] ingestelde beroepen ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraken heeft [verzoeker] hoger beroepen ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht voorlopige voorzieningen te treffen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2.       [verzoeker] heeft zijn studie rechten afgemaakt en wil graag advocaat worden. Daarvoor heeft hij een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) nodig. Die heeft hij meerdere malen aangevraagd bij de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen omdat [verzoeker] binnen de terugkijktermijn is veroordeeld door de strafrechter. De rechtbank heeft bij de uitspraken van 9 mei 2023 en 22 januari 2024 geoordeeld dat de staatssecretaris dat mocht doen. Bij uitspraak van 21 november 2024 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. [verzoeker] is het niet eens met die uitspraken en heeft tegen die uitspraken hoger beroepen ingesteld.
3.       [verzoeker] heeft ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraken van 28 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1237, en 5 februari 2025 in zaaknummers 202303902/3/A3, 202400582/4/A3 en 202407350/3/A3, heeft de voorzieningenrechter de verzoeken afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
4.       [verzoeker] heeft op 12 februari 2025 opnieuw gelijkluidende verzoeken om voorlopige voorzieningen ingediend hangende de hoger beroepen tegen de drie uitspraken van de rechtbank. Nadat hij in die procedure de voorzieningenrechter heeft gewraakt, heeft hij bij brieven van 8 april 2025 de voorlopige voorzieningen ingetrokken omdat hij van mening is dat de voorzieningenrechter bij de mondelinge behandeling een oneerlijk proces voerde. De wrakingskamer van de Afdeling heeft bij uitspraak van 15 april 2025 in zaaknummers 202303902/5/A3, 202400582/6/A3 en 202407350/5/A3 de wrakingsverzoeken niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een belang bij een inhoudelijk oordeel over die verzoeken. Op 11 april 2025 heeft [verzoeker] wederom gelijkluidende verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend.
Oordeel van de voorzieningenrechter
5.       De voorzieningenrechter overweegt ambtshalve als volgt.
5.1.    [verzoeker] heeft op 19 juni 2023, 24 januari 2024 en 6 december 2024 de hoger beroepen ingesteld. In die hoger beroepen staat onder meer het volgende:
"Hersenlozer en zinlozer wordt het niet met de mislukte voormalig advocaat [naam rechter]."
" In ro. 5.5 erkent (!!) de rechtbank het Nazi-berufsverbot […]"
"Vanwege de ernst van het nazistische en onrechtmatige Berufsverbot zal ik audiovisuele opnames maken, ook in verband met de gestarte aansprakelijkheidsstelling van Justis / de Staat."
"[Naam rechter] is een naar, eng mannetje dat de smaak goed te pakken heeft: Alles is misbruik in zijn bizarre brein. Ook weigert hij maar mondelinge behandelingen in te plannen. Dat is meermaals in strijd met het recht om gehoord te worden beoordeeld door de ABRvS. [naam rechter] faalt, liegt en blundert chronisch en onverstoorbaar door."
"De rechtbank Rotterdam kan geen eigen recht creëren met de voorprocedures waarbij ik goede trouw aan moet tonen. Dit saboteert mijn toegang op de rechter fundamenteel en ik zal hier ook nooit aan meewerken: Dit levert buitengewoon kwaadaardig fascisme en strijd met art. 1 Gw op […]"
"Inmiddels heb ik de Staat aansprakelijk gesteld d.d. 6 oktober 2023 voor de onrechtmatige blokkade van mijn inschrijving als advocaat. Het mag wat kosten, dat Justis- en rechtspraakfascisme."
"Justis blijft een treurige organisatie waar VOG-verstrekking een puinhoop is en blijft"
5.2.    In de verzoeken van 12 februari 2025 staat het volgende:
"Hierbij vraag ik (opnieuw) een voorlopige voorziening aan. Uw uitspraken zijn oneigenlijk gedaan […]
[…]
Verder is lichtelijk debiel dat de rechter vindt dat ik zonder VOG kan solliciteren op een juridische functie. […]
[…]
De krankzinnige rechtbank Rotterdam, Justis en de Afdeling Bestuursrecht gijzelen mijn carrière al sinds mijn eerste VOG-aanvraag d.d. 14 december 2019: Tot op heden kan ik nog steeds niet succesvol solliciteren bij een advocatenkantoor. Een dure, zieke, griezelige en fascistische grap.
[…]
Niettemin moeten bejaarde figuren als [naam staatsraad] maar snel met pensioen, want er is wel degelijk een spoedeisend belang, zie uitgebreid hierna. Hij hoort dat ook ‘controleerbaar en aanvaardbaar’ te motiveren, net als [naam staatsraad] al eerder niet deed.
[…]
Daar doen Justis en de rechtbank Rotterdam tot op heden helemaal niets mee, hetgeen een fascistisch beroepsverbod oplevert.
[…]
Mocht u (weer) oneigenlijk de zaak af willen wijzen, dan wraak ik hierbij zonder voorwaarde de rechter: (1) Graag geen clown die al eerder een zaak van mij heeft behandeld en (2) Ik heb nou eenmaal recht op een mondelinge behandeling.
[…]"
5.3.    Bij brief van 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter [verzoeker] medegedeeld dat de verzoeken om voorlopige voorziening verschillende ongepaste en beledigende passages bevatten. De voorzieningenrechter heeft [verzoeker] verzocht, desgewenst, binnen twee weken nieuwe verzoeken om voorlopige voorziening in te dienen waaruit de gronden van het verzoek blijken en waarin geen sprake is van dergelijke beledigende en ongepaste passages. In de brief is vermeld dat als [verzoeker] dat niet doet, hij rekening moet houden met de mogelijkheid dat de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard zullen worden. Op deze brief heeft [verzoeker] niet gereageerd.
5.4.    Bij e-mailbericht van 9 maart 2025 heeft [verzoeker] het volgende aan de Afdeling toegezonden:
"Recent deed de corrupte rechter [naam staatsraad] (die ik al vaker tegenkwam) zonder mijn toestemming en zonder zitting onrechtmatig uitspraak d.d. 5 februari 2025 (ABRvS 5 februari 2025, zaaknummer 202303902; ABRvS 5 februari 2025, zaaknummer 202400582; ABRvS 5 februari 2025, zaaknummer 202400582 zonder mij te horen. Dat kan nou eenmaal niet, zie art. 8:83 lid 1 Awb.)
Gelukkig is op 20 maart a.s. alsnog een zitting gepland, zij het dat dit dus al eerder had gemoeten. Fijn dat de ABRvS alsnog capituleert.
Ik voed vaker domme rechters op.
Graag ontvang ik vóór de zitting tekst en uitleg over deze onzin, anders wil ik de heer [naam staatsraad] horen d.d. 20 maart 2025. Ik heb zijn adresgegevens nog niet en zal hem niet apart oproepen.
Hij kan op die dag zelf tekst en uitleg geven.
Graag zsm uw bevestiging daartoe."
5.5.    Op 10 maart 2025 heeft [verzoeker] een afschrift van een e-mail, gericht aan de rechtbank Rotterdam, in de procedures over de voorlopige voorzieningen gebracht. Desgevraagd heeft [verzoeker] op de zitting van de ingetrokken verzoeken om voorlopige voorziening uitgelegd dat deze e-mail relevant is, omdat hij daarmee op een intellectuele wijze de discussie aan kan gaan over het functioneren van rechters. De e-mail luidt in zijn volledigheid als volgt, afgezien van de in die e-mail genoemde persoonsgegevens van derden:
"Hoi […],
Leuk een hockeymeisje dat een toga voor haar verjaardag kreeg! Toitoitoi.
Maar, een echte vraag, ben je gek in je hoofd? Op basis van wet heb ik recht op een mondelinge behandeling (art. 8:83 lid 1 Awb; art. 6 en 13 EVRM) Bovendien staan rechters meer dan ooit ter discussie in de media momenteel.
Het is namelijk steeds kortsluiting in je bovenkamer. Heb je het zelf ook door?
[…]
Je bent verplicht je naam van tevoren te verstrekken: Art. 5 Code Zaakstoedeling d.d. 27 januari 2020. Maar dat deed je niet en doe je maar niet. Snap je het niet? Of wil je niet?
Bovendien wil ik je graag permanent wraken, vanwege jouw rechterlijke corruptie. Zie aanbeveling 16 van de Leidraad onpartijdigheid van de rechter uit 2004 (p. 20): De Leidraad stelt letterlijk dat "de onpartijdigheid van de rechter wordt beïnvloed indien hij herhaaldelijk zaken van dezelfde procespartij(en) behandelt".
Je ontloopt zo bovendien oneigenlijk wraking, je hebt immers geen recht om niet gewraakt te worden.
Jaren hockeyjuf maakt je nog geen echte rechter. De rechtspraak is ziek door een overdosis vrouwen zoals jij (61+% XX, RvR jaarverslag 2023). Te veel boze en broze omaatjes.
Ik ga graag met je in gesprek, welke ik audiovisueel zal opnemen. Mijn gesprek met toenmalig president […] d.d. 2 juni 2020 nam ik al eerder op. Ik verwijs je naar art. 1.8 Persrichtlijn 2013. Mocht je niet reageren, dan ga ik er onverminderd vanuit dat je akkoord bent met publicatie over jou en je privégegevens.
Daarbij geldt dat ik je ook nog via een civielrechtelijk getuigenverhoor onder kan horen. Je hebt namelijk geen enkele procedure inhoudelijk behandeld. Bovendien heeft een rechter geen verschoningsrecht (Wat een ironie dat ik jou wel netjes de gelegenheid van wederhoor geef, buiten en binnen rechte - tsja, dat is het morele en juridische verschil tussen jou en mij.)
De Staat heb ik reeds aansprakelijk gesteld d.d. 6 oktober 2023 o.a. vanwege jouw vorm van rechtsweigering.
Koffie zonder suiker is prima. Tot snel. De puck ligt op je stick.
VG,
Mr. [verzoeker]"
6.       De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening van 12 februari 2025 op een zitting van 20 maart 2025 behandeld. [verzoeker] heeft deze verzoeken vervolgens op 8 april 2025 ingetrokken. Daarna heeft hij op 11 april 2025 gelijkluidende verzoeken om voorlopige voorziening ingediend, voorzien van het volgende begeleidende schrijven:
"Het betreft een drietal zaken betreffende mijn VOG-aanvraag welke u inmiddels al jaren weigert.
Vanwege corrupte acties van [naam staatsraad] en daarna [naam staatsraad] dien ik hierbij wederom mijn vovo in.
Geen corrupte rechters meer.
Geen chaos meer op zittingen.
Geen recht op de mondelinge behandeling meer negeren.
En respecteer mijn opnamerechten.
[…]"
7.       Voorgaande citaten zijn opgenomen in stukken in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. In een dergelijke procedure is eenieder die daarin een rol heeft, waaronder de rechtszoekende, gebonden aan het beginsel van behoorlijke procesvoering. Dat beginsel houdt onder meer in dat zowel schriftelijk als mondeling het gesprek met elkaar gevoerd moet worden op een fatsoenlijke manier, zonder daarbij gebruik te maken van ongepaste, beledigende en dreigende teksten en/of uitlatingen. Houdt één van de partijen zich daar niet aan, dan kan de rechter van die partij verlangen stukken in te dienen zonder ongepaste, beledigende en dreigende passages. Als een partij dat niet doet, kan de rechter overgaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van het (hoger) beroep of een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter ziet zich bij dit oordeel gesteund door rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM), Gherardi Martiri tegen San Marino, arrest van 15 december 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:1215JUD003551120, par. 75-76. In dat arrest oordeelde het EHRM dat een daar ingekomen verzoekschrift niet-ontvankelijk verklaard kan worden als het taalgebruik in het verzoek de grenzen van de normale, beschaafde en legitieme kritiek overschrijdt. Het EHRM heeft er ook eerder op gewezen dat een niet-ontvankelijkverklaring zeker mogelijk is als een verzoeker in een procedure systematisch rechters of medewerkers van een gerecht, politici, overheden of andere representanten van overheden beschuldigt van vooringenomenheid, partijdigheid of het plegen van misdrijven (Zie bijvoorbeeld: EHRM, Řehák tegen Tsjechië, beslissing van 21 januari 2001, ECLI:CE:ECHR:2004:0518DEC006720801).
7.1.    [verzoeker] is meerdere malen gevraagd zich te onthouden van ongepaste en beledigende teksten, maar houdt daar niet mee op. Op de zitting van 20 maart 2025 heeft [verzoeker] aangegeven niet gediend te zijn van de ‘onzin’-brief van 20 februari 2025. Ook heeft [verzoeker] op die zitting herhaald dat verschillende rechters vooringenomen en crimineel zijn en vervolgd zouden moeten worden vanwege vermeend onrechtmatige rechtspraak. Daarbij onthoudt hij zich niet van ongepaste en beledigende taal ten opzichte van die rechters. Die rechters zouden volgens hem dom en gek zijn en met pensioen moeten. Bovendien bestaat de rechtspraak volgens hem uit 60% vrouwen, met als gevolg ‘dat er teveel emotionele onzin is’. Volgens hem kijken zij te weinig naar de feiten. Ook de griffier laat hij niet onbenoemd, die hij op de zitting van 20 maart 2025 verweet in een dronken bui zaken te hebben ingenomen. Pas nadat de voorzieningenrechter [verzoeker] op die zitting heeft aangesproken op zijn taalgebruik, heeft hij dat tijdens de mondelinge behandeling enigszins aangepast, maar hij is niet gestopt met het gebruiken van ongepast en beledigend taalgebruik. Dat hij daar niet mee stopt, blijkt ook uit de opnieuw ingediende verzoeken om voorlopige voorziening van 11 april 2025. De wijze waarop [verzoeker] zich uitlaat over de verschillende actoren in de bestuursrechtelijke procedure, maakt dat de ingestelde rechtsmiddelen niet anders kunnen worden gezien dan een manier om de betrokken personen te beledigen, te schofferen en onder druk te zetten. De aan de rechtbank Rotterdam gerichte e-mail van 10 maart 2025 bevestigt dit beeld. De voorzieningenrechter is daarmee van oordeel dat [verzoeker] de grenzen van het normale en beschaafde taalgebruik onaanvaardbaar ver heeft overschreden. Dat accepteert de voorzieningenrechter niet.
7.2.    Deze zaken staan bovendien niet op zichzelf. Ook bij de rechtbank dreigt [verzoeker] met wraking en procedures tegen ‘malafide’ rechters. Op een zitting van 8 december 2023 bij de rechtbank heeft [verzoeker] herhaaldelijk rechters geschoffeerd en heeft hij gedreigd met het openbaar maken van privégegevens van betrokken personen in de VOG-procedures. Daarnaast richt hij zijn e-mailberichten, bijvoorbeeld een e-mailbericht van 27 oktober 2023, maar ook het hiervoor genoemde e-mailbericht van 10 maart 2025, direct aan betrokken rechters met de kennelijke bedoeling hen onder druk te zetten. In verschillende andere zaken die [verzoeker] aanhangig heeft gemaakt bij de Afdeling, laat hij zich ook beledigend en dreigend uit. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:1667, heeft de voorzieningenrechter ook een ander verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens het gebruik van ongepaste, beledigende en dreigende teksten. Daarom is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook sprake van systematisch gebruik van ongepaste, beledigende en dreigende teksten.
7.3.    Gelet op wat in 7.1 en 7.2 is overwogen, moeten naar het oordeel van de voorzieningenrechter de verzoeken van [verzoeker] om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard worden wegens handelen in strijd met het beginsel van behoorlijke procesvoering. Als [verzoeker] in de toekomst een inhoudelijke behandeling van zijn zaak wenst, moet hij zijn (proces)stukken zodanig vormgeven dat hierin geen ongepaste, beledigende en dreigende passages zijn opgenomen die de grenzen van het normale, beschaafde en legitieme kritiek overschrijdt. Ook op een zitting moet hij zich van dergelijke ongepaste, beledigende en dreigende opmerkingen onthouden.
Conclusie
8.       De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn kennelijk niet-ontvankelijk.
9.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de verzoeken niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
1071