ECLI:NL:RVS:2025:1668

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
202204893/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing herstelverzoek kadastrale grens door bewaarder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 12 juli 2022 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. [appellante] is eigenaar van een perceel in Harlingen, waarvan de grenzen in 1996 zijn vastgesteld. Na een geschil met de buren over de erfgrens heeft [appellante] een herstelverzoek ingediend bij de bewaarder van het kadaster, omdat zij meent dat de kadastrale grens onjuist is. De bewaarder heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen discrepantie zou zijn tussen het brondocument en de basisregistratie kadaster. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, omdat [appellante] niet heeft aangetoond dat er sprake is van een kennelijke misslag.

In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen kennelijke misslag is. Zij stelt dat het veldwerk bij de vaststelling van de kadastrale grens gebrekkig is geweest en dat het brondocument niet klopt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 16 april 2025 geoordeeld dat het verzoek om herstel niet kan worden ingewilligd, omdat er geen verschil is tussen de basisregistratie en het brondocument. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de inhoud van het relaas van bevindingen niet meer ter discussie kan staan, omdat de rechtsvoorgangers van [appellante] destijds geen bezwaar hebben gemaakt tegen de vaststelling. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202204893/1/A3.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 12 juli 2022 in zaak nr. 21/1198 in het geding tussen:
[appellante]
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2020 heeft de bewaarder het herstelverzoek van [appellante] afgewezen.
Bij besluit van 16 februari 2021 heeft de bewaarder het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De bewaarder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 27 november 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward, en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Schamp en F. Jansen, zijn verschenen. Voorts zijn op zitting [partij A] en [partij B], vertegenwoordigd door [personen], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] is eigenaar van een perceel aan de [locatie] te Harlingen. De grenzen van dit perceel zijn in 1996 vastgesteld en zijn beschreven op een relaas van bevindingen (met nummer 1348). Op grond hiervan is de basisregistratie kadaster bijgewerkt.
Na een geschil met de buren, destijds [personen], over de erfgrens heeft [appellante] een herstelverzoek ingediend bij de bewaarder. In het herstelverzoek stelt [appellante] dat de kadastrale grens tussen haar perceel en dat van de buren onjuist is. Het kadastrale oppervlak van het perceel verschilt van die volgens een eerdere akte van levering. Volgens [appellante] is het oppervlak van haar perceel verkleind.
De bewaarder heeft het herstelverzoek afgewezen omdat er geen discrepantie is tussen het brondocument, hier het relaas van bevindingen, en de basisregistratie kadaster. Verder staat het brondocument niet meer ter discussie, omdat ten tijde van het opstellen van het brondocument de toenmalige belanghebbenden niet in bezwaar zijn gegaan, aldus de bewaarder.
2.       Bij het besluit van 16 februari 2021 heeft de bewaarder de afwijzing van het herstelverzoek gehandhaafd. De bewaarder heeft zich hierbij op het standpunt gesteld alleen uit te kunnen gaan van brondocumenten. Nu er geen verschil is tussen het brondocument en de basisregistratie kadaster is er geen sprake van een kennelijke misslag waarop een herstelverzoek van toepassing kan zijn, aldus de bewaarder.
Juridisch kader
3.       Artikel 1, eerste lid, van de Kadasterwet luidt:
"In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
brondocument:
1°. in de openbare registers ingeschreven of anderszins door de Dienst gehouden document, of
2°. besluit of gewaarmerkt afschrift daarvan;
[…]."
Artikel 7t luidt:
"1. Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, dan wel omtrent de juistheid van een uit een andere basisregistratie dan genoemd in artikel 1a in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen overgenomen authentiek gegeven, kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. […]."
Uitspraak van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft overwogen dat artikel 7t van de Kadasterwet ziet op het herstellen van kennelijke misslagen in de basisregistratie kadaster. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling en de wetsgeschiedenis. Omdat [appellante] niet heeft gesteld dat er een discrepantie bestaat tussen het relaas van bevindingen en de gegevens in de basisregistratie kadaster, is er geen sprake van een kennelijke misslag, aldus de rechtbank.
Verder heeft de rechtbank overwogen dat het relaas van bevindingen onherroepelijk vaststaat omdat daartegen geen bezwaar is gemaakt. De inhoud van het relaas kan daarom niet meer ter discussie staan. Het betoog van [appellante] dat zij het resultaat van de meting van 1996 nog kan aanvechten omdat haar rechtsvoorgangers daar destijds geen kennisgeving van hebben ontvangen, heeft de rechtbank niet gevolgd. Het is volgens de rechtbank niet meer na te gaan is of de meting in strijd met de regels heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat als het zo is dat de rechtsvoorgangers geen kennisgeving van het resultaat hebben ontvangen, het op hun weg lag om in verband met de inschrijving van het perceel in de basisregistratie kadaster dat na te vragen. Dat zij dat toen niet hebben gedaan komt voor rekening van de rechtsvoorgangers en [appellante].
Hoger beroep
5.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een kennelijke misslag. Volgens [appellante] is het veldwerk bij de vaststelling van de kadastrale grens gebrekkig geweest en klopt het brondocument, het relaas van bevindingen, daarom niet. Artikel 7t van de Kadasterwet ziet niet enkel op het herstellen van een discrepantie tussen een brondocument en de basisregistratie kadaster. Daarom mag de juistheid van het veldwerk in deze procedure ter discussie staan, aldus [appellante]. Ter ondersteuning van dit standpunt verwijst [appellante] naar de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1174). In deze uitspraak heeft de Afdeling volgens [appellante] geoordeeld dat andere, bijzondere omstandigheden dan een discrepantie tussen het brondocument en de basisregistratie kadaster een verzoek om herstel kunnen rechtvaardigen. In dit geval is sprake van zo’n omstandigheid omdat er een verschil is tussen het oppervlak gemeten in het veldwerk, dat is opgenomen in het relaas van bevindingen, en een akte van levering.
Volgens [appellante] blijft een misslag een misslag ongeacht of bezwaar is gemaakt tegen het relaas van bevindingen. Ook is onduidelijk of hiertegen al dan niet bezwaar is gemaakt. De rechtsvoorgangers van [appellante] zouden, als zij hiervan hadden geweten, sowieso niet akkoord zijn gegaan met de kadastrale grens. Daarbij komt dat de onjuistheid van het veldwerk wel degelijk is na te gaan.
Beoordeling van het hoger beroep
6.       In dit hoger beroep staat de vraag centraal of het bijwerken van de basisregistratie kadaster nog met het herstelverzoek kan worden gewijzigd.
7.       Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:827) is op grond van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet de bewaarder bevoegd om op verzoek van een belanghebbende een in de basisregistratie kadaster genoemd gegeven te herstellen. Dat doet de bewaarder op basis van brondocumenten, in dit geval het relaas van bevindingen. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3610, kan uit de wetsgeschiedenis van artikel 7t van de Kadasterwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 544, nr. 3, blz. 18 en 20) worden afgeleid dat met deze bepaling is beoogd een regeling te bieden voor het op verzoek herstellen van misslagen in de basisregistratie kadaster. Een verzoek tot herstel kan gericht zijn tegen het feit dat de bijwerking zelf onjuist of onvolledig is gebeurd omdat de bijwerking niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het resultaat, zoals vermeld in de kennisgeving. Het verzoek kan niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking, dat aan de belanghebbende is meegedeeld.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat in dit geval alleen ter beoordeling kan staan of de in de basisregistratie kadaster vermelde gegevens berusten op een misslag. Een verzoek om herstel kan worden ingewilligd als er een verschil is tussen de bijwerking van de basisregistratie kadaster en het daaraan ten grondslag liggende brondocument, het relaas van bevindingen. Als er daartussen geen verschil is, maar een belanghebbende het niet eens is met het resultaat van de bijwerking, kan een verzoek om herstel niet worden ingewilligd. In dit geval gaat het [appellante] met name om het resultaat van de bijwerking en dus niet om een misslag, zoals hiervoor is bedoeld. De door [appellante] in dit verband genoemde uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021 maakt dit niet anders. Uit deze uitspraak volgt geen ander toetsingskader dan hiervoor is beschreven. Daarbij komt dat de door [appellante] genoemde omstandigheden mede gezien de wetsgeschiedenis van artikel 7t van de Kadasterwet geen ander toetsingskader rechtvaardigen.
Het betoog slaagt niet.
8.       Dat het veldwerk en dus het relaas van bevindingen volgens [appellante] bij de vaststelling van de kadastrale grens gebrekkig is geweest, kan - wat daar ook verder van zij - nu niet meer leiden tot een aanpassing. Zoals de Afdeling in de eerder genoemde uitspraak van 1 maart 2023 onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1062) heeft overwogen, kan de inhoud van het relaas van bevindingen niet meer worden aangevochten. Belanghebbenden worden naar aanleiding van de vorming van percelen en het bijwerken van de kadastrale registratie door middel van een kennisgeving van de bijwerking op de hoogte gesteld. Die bijwerking is een besluit dat op rechtsgevolg is gericht. Daar kunnen zij bezwaar tegen maken. Anders dan [appellante] stelt, volgt uit de dossierstukken dat de rechtsvoorgangers van [appellante] destijds geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tegen deze vaststelling bezwaar te maken. Dit betekent dat de gegevens nu niet meer ter discussie kunnen staan. De vaststelling staat dus in rechte vast. Zoals op de zitting in hoger beroep is besproken dient dit de rechtszekerheid. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het voorgaande voor rekening van [appellante] als rechtsopvolger van de hiervoor bedoelde belanghebbenden komt. Dit betekent dat het bijwerken van de basisregistratie kadaster op basis van het relaas van bevindingen niet in het kader van het herstelverzoek kan worden gewijzigd.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
9.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
10.     De bewaarder hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
85-1121