ECLI:NL:RVS:2025:1682

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
202406594/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.H. van den Biggelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake bestuursdwang wegens overtreding van de Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 3 april 2024 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2019 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. [Appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door het college op 4 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. [Appellant] heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijk verklaring. Tijdens de zitting op 19 februari 2025 heeft het college, vertegenwoordigd door mr. A. Bulten, het verweerschrift ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het niet in geschil is dat [appellant] zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend. De Afdeling heeft overwogen dat op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht de niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit geval heeft [appellant] geen verschoonbare redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat het college het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond verklaard en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202406594/1/R4.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Tilburg,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 april 2024 heeft het college zijn beslissing om op 26 maart 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2019 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld.
Bij besluit van 4 juli 2024 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2025, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A. Bulten, is verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] heeft op 24 mei 2024 digitaal bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 3 april 2024.
Bij het besluit van 4 juli 2024 heeft het college het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
2.       Het is niet in geschil dat [appellant] zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
Deze uitspraak gaat dan ook alleen over de vraag of het college het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.       Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege, als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit licht is ingevolge de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, onder 2.3, relevant of de termijnoverschrijding aan de indiener kan worden toegerekend, en of het bezwaarschrift is ingediend zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd.
4.       Bij brief van 5 juni 2024 heeft het college [appellant] gevraagd of hij een verschoonbare reden heeft voor het te laat indienen van het bezwaarschrift en hem gevraagd om uiterlijk 19 juni 2024 contact op te nemen via de contactgegevens in de brief.
Bij e-mail van 24 juni 2024 heeft [appellant] in reactie daarop medegedeeld dat hij wel bezwaar heeft ingediend, maar niet op tijd heeft kunnen bellen, omdat hij druk was met werken en het was vergeten. [appellant] heeft daarna geen redenen meer naar voren gebracht die gaan over de vraag waarom hij zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Ook in beroep heeft hij dit niet meer gedaan. Voor zover de e-mail van 24 juni 2024 zo gelezen moet worden dat hij zijn bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend, omdat hij druk was met werken en het was vergeten, overweegt de Afdeling dat dit geen omstandigheden zijn op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend.
Gelet hierop ziet de Afdeling dan ook geen reden voor het oordeel dat het college het bezwaar van [appellant] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog slaagt niet.
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.F. Kilicoglu, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kilicoglu
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
947