202306845/1/A3.
Datum uitspraak: 30 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in de [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 september 2023 in zaak nr. 23/2396 in het geding tussen:
[appellante]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2022 heeft de burgemeester de woning van [appellante] met spoed gesloten voor de duur van een maand.
Bij besluit van 28 oktober 2022 heeft de burgemeester de spoedsluiting verlengd tot een totale sluitingsduur van drie maanden.
Bij besluit van 22 februari 2023 heeft de burgemeester het door [appellante] gemaakte bezwaar tegen de besluiten van 30 september2022 en 28 oktober 2022 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 september 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. S.C. Paridon, advocaat in Rotterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.J. Wintjes en S.A. de Roo, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] huurde in september 2022 van de Stichting Woonstad een woning aan de [locatie] in Rotterdam. De burgemeester heeft deze woning op 30 september 2022 met spoed gesloten wegens overtreding van artikel 3:9a, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (hierna: APV). Hij heeft hieraan een politierapportage van 28 september 2022 ten grondslag gelegd. Hierin is vermeld dat in het kader van het tegengaan van illegale prostitutie een controle heeft plaatsgevonden. Op 27 september 2022 is door een medewerker van de vreemdelingenpolitie een onderzoek verricht op het internet en werd op de website kinky.nl een advertentie aangetroffen van een vrouw die zich met de naam [persoon] in Rotterdam aanbood voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling van geld. Met [persoon] is op diezelfde dag een afspraak gemaakt en zo kwam de politie uit bij de woning van [appellante]. In de woning zijn twee vrouwen aangetroffen die verklaarden werkzaam te zijn in de prostitutie. Voor het adres van [appellante] was geen vergunning verleend voor de exploitatie van een seksinrichting. De burgemeester heeft vervolgens bij besluit van 28 oktober 2023 de spoedsluiting verlengd, omdat verder herstel van de openbare orde volgens hem noodzakelijk was. In bezwaar heeft de burgemeester de spoedsluiting en de verlenging daarvan in stand gelaten.
Aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellante] op het moment van binnentreden in de woning geen bewoner meer was van de woning. Zij heeft daarom geen rechtstreeks belang bij de bescherming van het woonrecht.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt kon stellen dat het noodzakelijk was om de woning met spoed te sluiten en de sluiting te verlengen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de burgemeester niet hoefde af te zien van sluiting, omdat deze maatregel noodzakelijk en evenwichtig was om een ernstige aantasting van de openbare orde en een bedreiging van de veiligheid en gezondheid van betrokkenen te beëindigen.
Procesbelang
3. De burgemeester heeft op de zitting van de Afdeling het procesbelang van [appellante] aan de orde gesteld.
Als iemand stelt schade te hebben geleden, kan dat betekenen dat diegene belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling verwijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2282. Het moet wel enigszins aannemelijk zijn dat schade is geleden als gevolg van het besluit. [appellante] heeft op de zitting gesteld dat zij schade heeft geleden door de woningsluiting omdat zij hierdoor haar terugkeer vanuit de Verenigde Staten heeft moeten uitstellen met kosten als gevolg. De Afdeling sluit niet uit dat [appellante] deze kosten heeft gemaakt. Dat [appellante] door het besluit de woning te sluiten schade heeft geleden, vindt de Afdeling daarom enigszins aannemelijk. De burgemeester heeft dit op de zitting niet weersproken. [appellante] heeft daarom procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
Hoger beroep en beoordeling
4. De Afdeling stelt voorop dat uit de artikelen 8:69 en 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht niet volgt dat de Afdeling in haar uitspraak op alle aangevoerde argumenten afzonderlijk moet ingaan. Hoewel de Afdeling alle argumenten heeft bezien, zal zij zich hierna beperken tot de kern van de naar voren gebrachte gronden.
5. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij op het moment van binnentreden van de woning geen bewoner meer was. Zij heeft rechtstreeks belang bij een beroep op bescherming van het woonrecht. Zij voert hiertoe aan dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het binnentreden van de woning onrechtmatig was. Zij wijst erop dat de politieambtenaren geen machtiging hadden om de woning binnen te treden en dat er volgens haar ook geen sprake was van informed consent. Zij wijst erop dat zij slechts tijdelijk de woning had verlaten in verband met een verblijf in het buitenland. Zij stond echter wel gewoon nog ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: brp). Ook lagen er goederen en bezittingen van haar in de woning. Zij had ten tijde van het onderzoek dan ook op generlei wijze de bewoning van de woning prijsgegeven, aldus [appellante].
5.1. Uit de politierapportage volgt dat de twee vrouwen die op 27 september 2022 in de woning aanwezig waren de politiemedewerkers hebben binnengelaten nadat deze medewerkers hun legitimatie hadden laten zien en het doel van het bezoek hadden meegedeeld. De twee dames hebben verklaard de woning te hebben gehuurd van een vriendin. Vast is komen te staan dat [appellante] sinds augustus 2022 een permanente verblijfsstatus in de Verenigde Staten heeft. Ten tijde van het binnentreden op 27 september 2022 verbleef zij dan ook in de Verenigde Staten. Hoewel de huurovereenkomst op naam van [appellante] stond en zij op het adres geregistreerd stond in de brp, had zij de sleutel van de woning aan een nicht gegeven. Vervolgens is de sleutel in het bezit gekomen van de twee vrouwen die de toezichthouders in de woning hebben aangetroffen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang bezien, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat [appellante] op het moment van binnentreden geen bewoner van de woning was. Het enkele feit dat er mogelijk privéspullen van [appellante] nog in de woning lagen en zij nog in de brp stond ingeschreven, maakt dat niet anders. Zij heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij de intentie had om slechts tijdelijk, bijvoorbeeld voor een vakantie, in het buitenland te verblijven.
Nu [appellante] ten tijde van binnentreding geen bewoner was, staat het relativiteitsvereiste in de weg aan een succesvol beroep op een onrechtmatige doorzoeking van de woning (zie de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022,ECLI:NL:RVS:2022:3008). Zij kan zich dus niet beroepen op de bescherming van het woonrecht. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. Het betoog slaagt niet.
6. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten, en de sluiting vervolgens te verlengen. Zij voert hiertoe onder meer aan dat de burgemeester heeft nagelaten te motiveren waarom sluiting in het kader van de bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde nodig was. Zij wijst erop dat de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 27 oktober 2022 haar standpunt heeft onderschreven. Signalen waaruit blijkt dat het woon- en leefklimaat was verstoord en de openbare orde hersteld behoefte te worden ontbreken volgens [appellante].
6.1. Deze gronden zijn zo goed als een herhaling van wat [appellante] in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan nog toe dat de burgemeester er terecht op heeft gewezen dat, nu [appellante] in de Verenigde Staten verbleef en geen bewoner meer was, het voor hem niet duidelijk was wie toegang had tot de woning en of er toezicht op de woning werd gehouden. Daarbij komt dat de aangetroffen vrouwen hebben verklaard al een maand gebruik te maken van de woning. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het hierdoor aannemelijk is dat de woning al voor langere tijd werd gebruikt als seksinrichting en dat deze voortdurende illegale activiteiten het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning aantast.
De burgemeester mocht zich daarom op het standpunt stellen dat hij niet met een minder ingrijpend middel kon volstaan. De Afdeling voegt verder toe dat ter zitting is gebleken dat het besluit tot verlenging niet is geëffectueerd en dus niet heeft kunnen bijdragen aan de gestelde onevenwichtige uitwerking van het besluit.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
8. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025
818-1158