ECLI:NL:RVS:2025:2007

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
202501925/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 27 maart 2025. De rechtbank had de aanvragen van verzoekers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 7 oktober 2024 door de minister van Asiel en Migratie waren afgewezen, ongegrond verklaard. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op hun hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft op 6 mei 2025 uitspraak gedaan en bepaald dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekers, die in totaal € 907,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.D. Salverda, griffier.

Uitspraak

202501925/2/V2.
Datum uitspraak: 6 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-­Hertogenbosch, van 27 maart 2025 in zaken nrs. NL24.39849 en NL24.39847 in het geding tussen:
verzoekers
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 7 oktober 2024 heeft de minister aanvragen van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 27 maart 2025 heeft de rechtbank de daartegen door verzoekers ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekers niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. Salverda, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Salverda
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2025
363-1065