202203584/1/A3.
Datum uitspraak: 21 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2022 in zaak nr. 21/4035 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2021 heeft de minister geweigerd om een verklaring van geen bezwaar (hierna: VGB) aan [appellante] te verlenen.
Bij besluit van 27 augustus 2021 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft, in een andere samenstelling, bij beslissing van 18 juli 2023, 202203584/2/A3, het verzoek tot beperkte kennisneming van een gedingstuk van de minister gerechtvaardigd geacht.
[appellante] heeft de Afdeling toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om mede op grondslag van het gedingstuk uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2025, waar [appellante], bijgestaan door mr. G.G.J.A. Knoops en mr. F.C.R. Keijzer, advocaten in Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. .O. Visch, advocaat in Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft gesolliciteerd naar de vertrouwensfunctie van taal- en cultuurspecialist Russisch c.q. audiobewerker bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD). Voor de vervulling van deze functie heeft zij een VGB op veiligheidsmachtigingsniveau (hierna: vmn) A nodig. De AIVD heeft hiertoe een veiligheidsonderzoek verricht. Op basis van dit onderzoek heeft de minister besloten om de VGB te weigeren. [appellante] is het hier niet mee eens.
2. Op dezelfde zitting waarin het hoger beroep van [appellante] is behandeld heeft de Afdeling ook het hoger beroep van [partner], de partner van [appellante] (ECLI:NL:RVS:2025:2148), en het hoger beroep van [persoon] (ECLI:NL:RVS:2025:2147) behandeld, waarin vergelijkbare kwesties aan de orde komen. In deze drie zaken wordt vandaag uitspraak gedaan. De besluitvorming van de minister
3. De minister heeft zich in het besluit van 27 augustus 2021 op het standpunt gesteld dat er onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat [appellante] onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, omdat er een risico is op ongewenste beïnvloeding door de Russische overheid. Ter onderbouwing van dit besluit heeft de minister naar het advies van 5 juli 2021 van de Bezwarenadviescommissie Veiligheidsonderzoeken verwezen. In dit advies staat, samengevat, dat Rusland onder voortdurende aandacht staat van de AIVD vanwege de potentiële dreiging die verbonden is aan de onmiskenbaar agressief optredende Russische inlichtingen- en veiligheidsdienst. In de jaarverslagen van de AIVD staat dat Rusland zich schuldig maakt aan heimelijke politieke beïnvloeding, spionageactiviteiten in Nederland ontplooit en grote interesse heeft in de werkwijze en de medewerkers van Nederlandse overheidsinstellingen, waaronder de AIVD. Bij de besluitvorming heeft de minister ook de beoogde vertrouwensfunctie in aanmerking genomen en geconstateerd dat deze zich bevindt in de kern van het inlichtingenwerk van de AIVD. [appellante] zou vanuit haar functie van taal- en cultuurspecialist Russisch c.q. audiobewerker een zeer waardevolle bron kunnen zijn voor de Russische inlichtingendienst, omdat zij in deze functie in aanraking komt met staatsgeheime informatie omtrent Rusland en gevoelige informatie over het kennisniveau daarover binnen de AIVD.
4. Volgens de minister is het niet onwaarschijnlijk dat bij de Russische diensten bekend zou worden waar en in welke functie [appellante] werkt en dat zou worden geprobeerd haar te beïnvloeden of onder druk te zetten om bepaalde informatie te verstrekken. Het risico bestaat dat [appellante] (onbewust) kan worden belemmerd in haar onafhankelijke belangenafweging en er, eventueel door het gebruik van pressiemiddelen in de richting van haar familie, betreffende haar oom en oma in Rusland, toe wordt aangezet om bepaalde activiteiten te doen of te laten waardoor de nationale veiligheid in het geding komt. Er is weliswaar geen aanwijzing dat deze veiligheidsrisico's zich nu al voordoen, maar wel is duidelijk dat deze risico's niet kunnen worden uitgesloten wanneer [appellante] de beoogde vertrouwensfunctie zou gaan vervullen. Gelet op het voorgaande is volgens de minister sprake van een verhoogd risico op ongewenste beïnvloeding en daarmee van een veiligheidsrisico. Dit veiligheidsrisico kan niet met maatregelen worden gemitigeerd, omdat maatregelen de beïnvloeding niet kunnen voorkomen of de uitoefening van de vertrouwensfunctie (deels) onmogelijk maken. Dat het om slechts twee familieleden gaat, [appellante] niet meer naar Rusland reist en haar familie daar niet meer bezoekt doet volgens de minister niet aan deze conclusie af.
Uitspraak van de rechtbank
5. Volgens de rechtbank heeft de minister gelet op de omstandigheden van [appellante], te weten haar Russische staatsburgerschap, haar familieleden woonachtig in Rusland, haar reizen en verblijf in Rusland (en dat van haar partner) in combinatie met de overwegingen over activiteiten van de Russische veiligheidsdiensten zich op het standpunt mogen stellen dat het risico op ongewenste beïnvloeding bij de uitvoering van een vertrouwensfunctie door [appellante] niet kan worden uitgesloten. Daarnaast bestaat het risico dat familieleden onder druk worden gezet, wat de kwetsbaarheid van [appellante] doet toenemen. De rechtbank acht de kwetsbaarheid van [appellante] voldoende aannemelijk gemaakt, ook al zou zij ervan afzien haar familieleden in Rusland nog langer te bezoeken. De weigering pakt voor [appellante] ook niet onevenredig nadelig uit. Daarom is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de minister zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende waarborgen waren dat [appellante] onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende verplichtingen getrouwelijk zal vervullen en de VGB mogen weigeren.
Wettelijk kader
6. De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Beoordeling hoger beroep
7. [appellante] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 27 augustus 2021 in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Uit het dossier volgen geen concrete bezwaren waaruit blijkt dat bij haar sprake is van bewuste of onbewuste ongewenste beïnvloeding. Ook is niet gebleken dat er sprake is van onvoldoende waarborgen dat [appellante] de uit haar vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen. [appellante] heeft afgezien van haar oma geen contacten onderhouden met Russen. [appellante] heeft, net als haar partner, Russische studies gestudeerd aan een erkende onderwijsinstelling, het Nederlandse Instituut in Sint-Petersburg, waardoor zij beschikt over gedegen en genuanceerde kennis over het land en het huidige regime. Hierdoor zal zij eventuele beïnvloedingspogingen juist eerder doorzien. Deze omstandigheden maken haar ook zeer capabel voor de vertrouwensfunctie. Daarbij hoeft haar dubbele nationaliteit (Nederlands en Russisch) en twee Russische familieleden - een grootmoeder van in de negentig en een oom waarmee geen contact is - niet vanzelfsprekend te leiden tot een verhoogd risico op ongewenste beïnvloeding.
[appellante] heeft in hoger beroep onder meer een verklaring overgelegd van haar toenmalige zwager die wel een VGB op vmn A heeft gekregen en die zich in een soortgelijke situatie bevindt, omdat hij ook toegang heeft tot zeer vertrouwelijke informatie en vergelijkbare familieomstandigheden heeft. De minister heeft volgens [appellante] onvoldoende gemotiveerd waarom hij wel een VGB op vmn A heeft gekregen. De open normen die aan het besluit van 27 augustus 2021 ten grondslag liggen in combinatie met de beperkte motivering van het besluit leiden tot willekeurig overheidsoptreden, aldus [appellante].
7.1. Op grond van artikel 8 van de Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: Wvo) kan een VGB slechts worden geweigerd, indien uit het veiligheidsonderzoek naar voren komt dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.
Om hierover een oordeel te kunnen vormen wordt een veiligheidsonderzoek uitgevoerd naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de vertrouwensfunctie. Daarbij wordt gelet op een aantal gegevens die zijn genoemd in artikel 7, tweede lid, van de Wvo. In dit geval gaat het om de onder d) genoemde gegevens betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen. In artikel 5 van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken (Staatscourant 2018, nummer 10266; hierna: Beleidsregel) staat dat bij de beoordeling van gegevens, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder d, van de Wvo in ieder geval wordt gelet op de criteria eerlijkheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn. In de Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden (hierna: Leidraad) worden deze criteria uitgewerkt aan de hand van indicatoren die kunnen wijzen op risico’s en kwetsbaarheid in relatie tot de vertrouwensfunctie van de betrokkene. Ongewenste beïnvloeding is één van deze indicatoren. Het risico van ongewenste beïnvloeding kan blijken uit de aard van de relatie met bepaalde personen, organisaties of buitenlandse overheden. In de artikelen 2, tweede lid en 3, tweede lid, onder a van de Beleidsregel wordt dat onderzoek beperkt tot de partner van betrokkene. In de Leidraad wordt daarnaast gewezen op de mogelijkheid van beïnvloeding door familie in brede zin en sterke druk op loyaliteit aan de familie.
7.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2902, heeft de minister beoordelingsruimte bij de beoordeling of er onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat [appellante] onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het bestuursorgaan van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of de minister redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen.
7.3. [appellante] heeft onder meer een verklaring overgelegd van haar toenmalige zwager die een VGB op vmn A heeft gekregen. Volgens deze verklaring is haar toenmalige zwager sinds 2016 werkzaam als militair bij de Operationele Dienst Verbindingen van de Koninklijke Marine. In 2021 heeft hij een nieuwe neventaak gekregen als assistent crypto-beheerder op een fregat. Hij oefent daarmee een vertrouwensfunctie uit waarbij hij in aanraking komt met informatie die hoog is gerubriceerd en heeft hiervoor een VGB op vmn A gekregen. In deze verklaring staat ook dat hij van december 2017 tot augustus 2023 een relatie heeft gehad met de zus van [appellante]. Hij had ten tijde van de besluitvorming dus dezelfde familie in Rusland wonen als [appellante], terwijl ook dezelfde geopolitieke omstandigheden aan de orde waren.
De minister heeft op de zitting toegelicht dat bij de beoordeling of er voldoende waarborgen aanwezig zijn dat [appellante] onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen naar het samenstel van de omstandigheden wordt gekeken. Ook heeft de minister uitgelegd dat bij een veiligheidsonderzoek op vmn A naar de partner en directe familie wordt gekeken, zoals hiervoor in overweging 3 en 4 verwoord. De minister heeft in dit verband uiteengezet dat [appellante], in tegenstelling tot andere medewerkers met Russische (schoon)familie, een dubbele nationaliteit heeft, haar oma in Rusland bezoekt, Russisch spreekt en Russische studies heeft gestudeerd en daarvoor drie maanden in Rusland is verbleven.
7.4. De Afdeling acht dit, mede gezien de hiervoor weergegeven verklaring, niet toereikend om redelijkerwijs tot het standpunt te komen dat er onvoldoende waarborgen waren. Zo heeft de minister onvoldoende onderzocht en gemotiveerd waarom en waarin de situatie van [appellante] zo anders is dan de situatie die in de verklaring van haar zwager voren komt. Daarmee is ook onvoldoende gemotiveerd dat hieruit volgt dat er gezien het samenstel van omstandigheden onvoldoende waarborgen zijn dat [appellante] onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen vanwege het risico van ongewenste beïnvloeding. Het samenstel van algemene omstandigheden maakt dit niet anders. Uit de op de zaak betrekking hebbende geheime stukken, die de Afdeling heeft ingezien, is zonder nadere toelichting van de minister en gezien hun algemene karakter evenmin duidelijk waarom er in dit geval onvoldoende waarborgen zouden zijn.
7.5. Bovendien is een aantal individuele aspecten ten gunste van
[appellante] niet kenbaar meegewogen. [appellante] heeft met succes gesolliciteerd naar de functie van audiobewerker bij de AIVD (onder het voorbehoud van verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar op VGB op vmn A). Dat zij zeer capabel zou zijn voor deze functie heeft de minister erkend. Haar professionaliteit is niet door de minister betwist. Erkend werd dat de redenen voor het bepalen van haar geschiktheid tegelijkertijd redenen waren voor de weigering van de VGB. Niet is ingegaan op de stelling van [appellante], dat zij juist vanwege haar kennis alert is op ongewenste beïnvloeding. Ook niet is kenbaar meegewogen dat [appellante] geen contact heeft met haar oom en sinds 2019 alleen telefonisch of Skype-contact heeft met haar oma van in de negentig.
7.6. De minister heeft derhalve niet voldoende duidelijk gemaakt welke persoonlijke gedragingen en omstandigheden van [appellante] zelf en haar partner en welke familieverbanden in welke mate bij zijn afweging zijn betrokken. Daarbij zijn bepaalde individuele aspecten ten gunste van [appellante] niet kenbaar meegewogen. Verder is in dit verband niet duidelijk gemaakt waarom de kring van de te onderzoeken familieverbanden in de Leidraad ruimer is en mag zijn dan de "betrokken partner" waartoe de Beleidsregel zich beperkt. Dit geldt ook voor de vraag hoe hierbij het risico van ongewenste beïnvloeding wordt beoordeeld. Dit betekent dat het besluit van 27 augustus 2021 onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd, wat in strijd is met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Of de minister redelijkerwijs tot het standpunt heeft kunnen komen dat er onvoldoende waarborgen waren voor getrouwelijke plichtsvervulling dient dus nader onderzocht en gemotiveerd te worden.
7.7. Het betoog slaagt.
Conclusie
8. De Afdeling ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:51d van de Awb. De Afdeling draagt de minister op om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak, het hiervoor geconstateerde gebrek in het besluit van 27 augustus 2021 te herstellen door alsnog nader onderzoek te doen en te bezien of dit besluit in het licht van de uitkomsten van dit onderzoek al dan niet in stand kan blijven en hieraan een toereikende motivering ten grondslag te leggen. Als de minister een gewijzigd of nieuw besluit neemt, dan moet hij dat besluit of de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en aan de Afdeling meedelen.
9. Het is denkbaar dat gewichtige redenen zich ertegen verzetten dat de nadere motivering geheel aan [appellante] wordt meegedeeld. In dat geval moet de minister in zijn besluit motiveren waarom deze gewichtige redenen zich voordoen. De minister zal de nadere motivering dan wel aan de Afdeling moeten overleggen, tezamen met een verzoek om beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb. De Afdeling zal dan over de gerechtvaardigdheid van de beperkte kennisneming beslissen.
10. In de einduitspraak wordt beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, het gebrek in het besluit van 27 augustus 2021 met kenmerk 92d287c6-or1-1.0 te herstellen of in plaats daarvan een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, de uitkomst aan de Afdeling mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025
85-1101
Bijlage
Wet veiligheidsonderzoeken
Artikel 7
1. Alvorens een verklaring wordt afgegeven of geweigerd, wordt ten aanzien van de betrokken persoon door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst een veiligheidsonderzoek ingesteld.
2. Het veiligheidsonderzoek omvat het instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie. Hierbij wordt uitsluitend gelet op:
a. justitiële en strafvorderlijke gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en gegevens als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES alsmede van gegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en van gegevens verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak op Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. gegevens betreffende deelneming of steunverlening aan activiteiten die de nationale veiligheid kunnen schaden;
c. gegevens betreffende lidmaatschap van of steunverlening aan organisaties die doeleinden nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden middelen hanteren, die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde;
d. gegevens betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.
Artikel 8
Een verklaring kan slechts worden geweigerd, indien onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om daarover een oordeel te geven.
Artikel 9
1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bevoegd, na het verstrijken van een termijn van vijf jaren of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van de verklaring of indien hem blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd veiligheidsonderzoek rechtvaardigen, een veiligheidsonderzoek te doen instellen naar een persoon die een vertrouwensfunctie vervult. Voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek is de instemming van de betrokkene niet vereist.
[…]
Artikel 10
1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bevoegd tot het intrekken van de verklaring, indien hem blijkt dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien een nieuw veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om vast te stellen dat voldoende waarborgen aanwezig zijn.
2. Indien een verklaring is ingetrokken, ontheft de werkgever de betrokken persoon zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de intrekking van de verklaring, uit de vertrouwensfunctie.
Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021
Artikel 6. Overgangsregeling
Ten aanzien van veiligheidsonderzoeken die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel blijft de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken (Stcrt. 2018, nr. 10266) van toepassing, tenzij de toepassing van deze beleidsregel voor betrokkene gunstiger is.
Beleidsregel veiligheidsonderzoeken
Artikel 2 Beoordelingsperiodes
1. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau A worden de gegevens over in beginsel een periode van tien jaar direct voorafgaande aan de aanmelding van de betrokkene voor het veiligheidsonderzoek beoordeeld. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau B geldt in beginsel een periode van acht jaar. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau C geldt in beginsel een periode van vijf jaar.
2. Met betrekking tot de partner van betrokkene worden in beginsel de gegevens over een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanmelding van betrokkene voor het veiligheidsonderzoek beoordeeld.
Artikel 3 Onvoldoende gegevens
[…]
2. Het weigeren van een verklaring als bedoeld in artikel 8 van de wet en het intrekken van een verklaring als bedoeld in artikel 10 van de wet, kan voorts plaatsvinden indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om een oordeel te geven of sprake is van voldoende waarborgen dat betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, doordat:
a. de betrokkene en/of diens partner direct voorafgaande aan het veiligheidsonderzoek gedurende de in artikel 2 bedoelde beoordelingsperiode buiten Nederland heeft verbleven;
[…]
Artikel 5. Persoonlijke gedragingen en omstandigheden
Bij de beoordeling van gegevens, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder d, van de wet wordt in ieder geval gelet op de criteria eerlijkheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn.
Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden
1. Uitganspunten beoordeling
In deze leidraad wordt een aantal indicatoren genoemd die een rol kunnen spelen in een veiligheidsonderzoek. […] Om kwetsbaarheden te onderkennen, worden de persoonlijke gedragingen en omstandigheden van betrokkene in het veiligheidsonderzoek betrokken. […] In een veiligheidsonderzoek wordt een oordeel gevormd over de kwetsbaarheid van betrokkene bij het vervullen van een bepaalde vertrouwensfunctie. Deze eventuele kwetsbaarheid levert een risico op voor de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. […]
2. De criteria waarop wordt getoetst
[…]
Onafhankelijk
Betrokkene moet de vertrouwensfunctie onafhankelijk kunnen uitoefenen. Afhankelijkheid kan het gevolg zijn van persoonlijk gedrag, zoals verslavingen
of zware financiële problemen. Dit kan betrokkene belemmeren in zijn of haar belangenafweging. Afhankelijkheid kan ook volgen uit de omgeving van betrokkene, bijvoorbeeld door (ongewenste) beïnvloeding door de partner, familie, vrienden of buitenlandse overheden.
[…]
3. Indicatoren
[…]
Ongewenste beïnvloeding
Het risico van ongewenste beïnvloeding kan blijken uit de aard van de relatie met bepaalde personen, organisaties of buitenlandse overheden. Ongewenste beïnvloeding kan ertoe leiden dat de betrokkene belemmerd wordt in zijn of haar onafhankelijke belangenafweging. Beïnvloeding kan bijvoorbeeld plaatsvinden door iemand in de omgeving van de betrokkene met een criminele achtergrond die betrokkene aanzet tot onwenselijk gedrag. Het in contact staan met een buitenlandse inlichtingendienst levert een grote kwetsbaarheid op. Het komt vaak voor dat betrokkene dit zelf niet door heeft. Vanwege het risico kan dit wel leiden tot weigering of intrekking van een VGB. Ook het lidmaatschap van een groepering die de autonomie van betrokkene vergaand inperkt (vaak als sekte aangeduid) kan een indicator voor ongewenste beïnvloeding zijn. Het risico op ongewenste beïnvloeding kan worden versterkt door sterke druk op loyaliteit aan de familie of het land van herkomst.
[…]