202302276/1/R3.
Datum uitspraak: 14 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend in Leiden,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 februari 2023 in zaak nr. SGR 20/8097 20/8100 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden.
Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2020 heeft het college aan Koss Monumenten B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van de kelder op het perceel Langebrug 12a te Leiden tot horecagelegenheid en opslagruimte.
Bij besluit van 9 november 2020 heeft het college onder andere het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 februari 2023 heeft de rechtbank onder andere het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college en Koss Monumenten B.V. hebben schriftelijke uiteenzettingen gegeven.
[appellanten] en Koss Monumenten B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2025, waar [appellanten], bijgestaan door mr. E. Erkamp, rechtsbijstandsverlener in Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Ramsoekh en mr. N.L. Barel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Koss Monumenten B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. E.C. van Lent, advocaat te Leiden, als partij gehoord.
Overwegingen
Vooraf
Overgangsrecht Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 12 november 2019. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. De bij besluit van 19 mei 2020 verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van de kelder op het perceel tot horecagelegenheid en opslagruimte, is verleend voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht voor het toestaan van een restaurant "horeca van categorie 3". Voor het aspect parkeren is met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1º, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 21, onder c, van de regels van het bestemmingsplan afgeweken.
[appellanten] wonen op het perceel [locatie] in Leiden. Zij zijn het niet eens met de uitspraak van de rechtbank van 27 februari 2023.
Beoordeling van het hoger beroep
3. Door [appellanten] zijn in hoger beroep gronden aangevoerd die betrekking hebben op de Horecavisie 2016, de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, waaronder het aantal parkeerplaatsen voor fietsen en auto’s, geluidsoverlast, mogelijke overlast van het laden- en lossen en het ontbreken van interne adviezen in het dossier. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan en is tot het oordeel gekomen dat het college de omgevingsvergunning mocht verlenen. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen 3.3, 6.2 tot en met 6.2.3, 7.1 tot en met 7.3, 8.1 en 9.1 van de aangevallen uitspraak. De Afdeling ziet in wat door [appellanten] in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding voor een ander oordeel.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
5. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025
776