ECLI:NL:RVS:2025:2272
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag over vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 januari 2025. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 24 november 2024 aan betrokkene was opgelegd, voor een deel gegrond was. De rechtbank oordeelde dat de minister betrokkene schadeloos moest stellen, maar verklaarde het beroep voor het overige ongegrond. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak op 21 mei 2025 geoordeeld dat het hoger beroep van de minister ontvankelijk is. De Afdeling heeft de rechtsvraag over de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol ten tijde van de grensdetentie van betrokkene tussen 19 december 2024 en 2 januari 2025 behandeld. De Afdeling concludeert dat de rechtbank een onjuiste rechtsmiddelenclausule heeft vermeld en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.