ECLI:NL:RVS:2025:2277
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerdere uitspraak inzake gesubsidieerde rechtsbijstand en inkomensvaststelling
In deze zaak heeft [verzoeker] de Afdeling van de Raad van State verzocht om herziening van haar eerdere uitspraak van 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3400. Dit verzoek is opgevat als een verzoek om herziening van de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4119, waarin het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 april 2022 ongegrond werd verklaard. De rechtbank had de beroepen van [verzoeker] tegen besluiten van de raad voor rechtsbijstand van 10 juli 2020 en 22 januari 2021 eveneens ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de raad het inkomen van [verzoeker] in de peiljaren 2015, 2016 en 2020 correct had vastgesteld en dat de intrekking van de verleende toevoegingen voor gesubsidieerde rechtsbijstand terecht was. Tevens werd een eigen bijdrage van € 798,00 opgelegd aan [verzoeker].
Tijdens de openbare zitting op 16 mei 2025, waar mr. E.J. Daalder als staatsraad aanwezig was, werd het verzoek om herziening behandeld. De Afdeling heeft in haar motivering aangegeven dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Afdeling concludeerde dat de door [verzoeker] aangevoerde argumenten niet voldeden aan deze criteria, en heeft het verzoek om herziening afgewezen. De raad is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.