202205791/1/A3.
Datum uitspraak: 21 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
NVIG Supplies B.V. (hierna: NVIG), gevestigd in Borne,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 augustus 2022 in zaak nr. 20/1523 in het geding tussen:
NVIG
en
minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport.
Procesverloop
Bij brief van 3 maart 2020 heeft de minister NVIG medegedeeld dat hij het door NVIG ingediende handhavingsverzoek niet in behandeling neemt.
Bij besluit van 26 juni 2020 heeft de minister het door NVIG daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 augustus 2022 heeft de rechtbank het door NVIG daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 juni 2020 vernietigd, bepaald dat het bezwaar tegen de brief van 3 maart 2020 niet-ontvankelijk is en bepaald dat de uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft NVIG hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
NVIG heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2025, waar NVIG, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. C.G. Mensink, advocaat te Almelo, en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.W. Gerritsen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. NVIG is een onderneming die via haar website (www.slagroompatronen.nl) lachgas aanbiedt in de vorm van slagroompatronen van 8 gram. De doelgroep van NVIG zijn, blijkens haar eigen bewoordingen, horecagelegenheden en de ‘thuiskok’.
NVIG heeft per brief van 17 oktober 2019 de minister verzocht om handhavend op te treden tegen de activiteiten van Bumblebee B.V. (hierna: Bumblebee). Ten tijde van het handhavingsverzoek importeerde Bumblebee medisch lachgas om het vervolgens te verkopen aan horecazaken in Nederland. Bumblebee verkocht dit lachgas via haar website (www.lachgasvoorhoreca.nl). Ook stond Bumblebee ten tijde van het handhavingsverzoek ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) met de omschrijving: "Groothandel in farmaceutische producten. Het importeren, kopen en verkopen van medisch lachgas voor recreatief gebruik, alsmede het verstrekken van informatie en het geven van voorlichting omtrent dat gebruik." NVIG betoogt in haar handhavingsverzoek dat medicinaal lachgas een geneesmiddel is in de zin van de Geneesmiddelenwet. Voor het verhandelen van geneesmiddelen is een vergunning vereist die Bumblebee volgens NVIG niet heeft. Daarom handelt Bumblebee in strijd met artikel 18, eerste lid, en artikel 40, eerste en tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, aldus NVIG.
De minister heeft op 3 maart 2020 NVIG per brief meegedeeld dat hij het handhavingsverzoek niet in behandeling neemt omdat NVIG geen belanghebbende is en het handhavingsverzoek daarom geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Tegen deze brief van 3 maart 2020 heeft NVIG bezwaar gemaakt. De minister heeft dit bezwaar bij besluit van 26 juni 2020 ongegrond verklaard.
De aangevallen uitspraak
2. Bij de behandeling van deze zaak bij de rechtbank heeft de minister de vraag gesteld of NVIG nog wel belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak nu de website www.lachgasvoorhoreca.nl niet meer online is. De rechtbank heeft hierover geoordeeld dat het enkele feit dat de website niet meer online is, niet zonder meer betekent dat Bumblebee is gestopt met de verkoop van lachgas. Hierbij heeft de rechtbank mee laten wegen dat Bumblebee nog steeds met dezelfde omschrijving staat geregistreerd bij de KvK.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat NVIG geen belanghebbende is bij het handhavingsverzoek omdat zij en Bumblebee niet werkzaam zijn in hetzelfde marktsegment. Omdat NVIG geen belanghebbende is, is haar handhavingsverzoek niet aan te merken als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De reactie van de minister op het verzoek is daarom geen besluit. De minister heeft het bezwaar dan ook ten onrechte ongegrond in plaats van niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, heeft de rechtbank zelf in de zaak voorzien en het bezwaar van NVIG niet-ontvankelijk verklaard.
Hoger beroep
Procesbelang
3. De minister heeft zich in hoger beroep, net als eerder bij de rechtbank, op het standpunt gesteld dat NVIG geen belang meer heeft bij de uitkomst van de procedure, aangezien de website (www.lachgasvoorhoreca.nl) waarop Bumblebee lachgasproducten aanbood niet meer online is. Volgens de minister ziet het handhavingsverzoek met name op het aanbieden van lachgas via de website www.lachgasvoorhoreca.nl. Daarbij komt dat Bumblebee inmiddels met een andere handelsnaam en een andere registratie van activiteiten staat ingeschreven bij de KvK. De handelsnaam is gewijzigd naar "’t Gelag Eten & Drinken" en de geregistreerde activiteiten zijn nu "Restaurants", "Cafés" en "Café-restaurant". De gestelde overtreding kan zich volgens de minister dan ook niet meer voordoen. Hierdoor heeft NVIG geen belang meer bij de uitkomst van deze procedure.
3.1. De Afdeling oordeelt dat NVIG geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel over haar hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Het handhavingsverzoek van NVIG is gericht op het verhandelen van lachgas door Bumblebee zonder dat zij beschikt over de daarvoor benodigde vergunning op grond van de Geneesmiddelenwet. De website www.lachgasvoorhoreca.nl, waarop Bumblebee haar lachgas aanbood, is echter niet meer online en zowel de handelsnaam als de geregistreerde activiteiten van Bumblebee in het register van de KvK zijn gewijzigd. NVIG heeft op de zitting van de Afdeling evenmin andere concrete aanwijzingen kunnen geven waaruit volgt dat Bumblebee nog steeds lachgas aanbiedt of in de nabije toekomst zal aanbieden. NVIG heeft dan ook niet kunnen onderbouwen dat er sprake is of kan zijn van overtredingen van Bumblebee waartegen de minister handhavend zou kunnen optreden. Daarom kan hetgeen NVIG met haar hoger beroep heeft beoogd, namelijk handhavend optreden van de minister tegen de activiteiten van Bumblebee, niet meer worden bereikt (vergelijk de uitspaak van de Afdeling van 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1523). Nu er geen procesbelang meer is, is het hoger beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de Afdeling niet toekomt aan de beoordeling van het geschil. De gronden die NVIG heeft aangevoerd behoeven dan ook geen bespreking. Conclusie
4. Het hoger beroep van NVIG is niet-ontvankelijk.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen, en mr. M.C Stoové, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025
818-1147