ECLI:NL:RVS:2025:2460

Raad van State

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
202307316/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van Stichting Internationals Art Channel tegen afwijzing subsidieaanvraag door college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Stichting Internationals Art Channel tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De stichting had op 14 september 2022 een subsidieaanvraag ingediend voor het produceren en distribueren van journalistieke documentaire videoportretten van kunstenaars en andere culturele professionals. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, wat de stichting heeft aangevochten. In bezwaar heeft het college de afwijzing gehandhaafd, en de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 24 oktober 2023 het beroep van de stichting ongegrond verklaard. De stichting heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 april 2025 behandeld. De stichting heeft onder andere aangevoerd dat het afdelingshoofd Sociaal niet bevoegd was om op de aanvraag te beslissen, omdat het aangevraagde bedrag meer dan € 25.000,00 bedroeg. De rechtbank oordeelde echter dat het besluit op bezwaar bevoegd was genomen en dat er geen schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur was. De Afdeling bevestigt dit oordeel en stelt dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van de stichting wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

202307316/1/A2.
Datum uitspraak: 28 mei 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Internationals Art Channel (hierna: de stichting), gevestigd in Goirle,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-­West-­Brabant van 24 oktober 2023 in zaak nr. 23/2734 in het geding tussen:
de stichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2022 heeft het college de subsidieaanvraag van de stichting afgewezen.
Bij besluit van 24 maart 2023 heeft het college het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 oktober 2023 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2025, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, vertegenwoordigd door U. Mes en T. van Irsel, bijgestaan door mr. A.M.J. van Alphen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De stichting heeft bij het college een subsidieaanvraag ingediend. De aangevraagde subsidie heeft betrekking op het op meerjarenbasis produceren en (wereldwijd) distribueren van journalistieke documentaire artistiek-inhoudelijke videoportretten van belangwekkende kunstenaars, ontwerpers, architecten, componisten, choreografen, musici, podiumkunstenaars e.d. van verschillende generaties en culturele achtergrond, die in en vanuit de stad en regio lokaal en bovenlokaal werkzaam zijn. Het college heeft deze aanvraag afgewezen en de afwijzing in bezwaar gehandhaafd. In beroep heeft de stichting geklaagd over onder meer de gebreken aan de totstandkoming van het besluit. Verder heeft zij geklaagd over de inhoudelijke afwijzingsgronden. Tot slot heeft de stichting bij de rechtbank een beroep gedaan op diverse rechtsbeginselen.
1.1.    De rechtbank heeft het beroep van de stichting ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is het besluit van 24 maart 2023 bevoegd genomen. Verder is de rechtbank van oordeel dat het college de subsidie op goede gronden niet heeft verleend en daarbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet heeft geschonden.
Het hoger beroep van de stichting en de beoordeling ervan
2.       De stichting klaagt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het afdelingshoofd Sociaal niet bevoegd was om op de aanvraag te beslissen, omdat haar aanvraag betrekking had op een bedrag van meer dan € 25.000,00.  Daarmee valt de aanvraag volgens de stichting buiten de bevoegdheid van het afdelingshoofd Sociaal.
2.1.    Niet is in geschil dat het besluit op bezwaar van 24 maart 2023 namens het college is genomen door het afdelingshoofd Juridische Zaken en dat in de ondermandaatregeling voor beslissingen op bezwaar geen begrenzing is opgenomen voor de hoogte van de subsidiebedragen. Aan de rechtbank lag het besluit op bezwaar ter toets voor. Dat besluit is bevoegd genomen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:329) is het mogelijk een bevoegdheidsgebrek in bezwaar te herstellen. Voor zover al een bevoegdheidsgebrek zou kleven aan het besluit van 14 september 2022, is dat gebrek dan ook hersteld met het besluit van 24 maart 2023. Het betoog slaagt niet.
3.       De gronden die de stichting voor het overige in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn zo goed als een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De stichting heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de in 5 tot en met 7 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan nog het volgende toe.
4.       De stichting heeft op de zitting bij de Afdeling in het bijzonder gesteld dat het college de rechtbank onjuist heeft voorgelicht over de voorliggende voorzieningen. Hoewel het college in het primaire besluit van 14 september 2022 heeft gezegd dat Citymarketing Tilburg en het Tilburgs Mediafonds als voorliggende voorzieningen worden beschouwd, staat in het besluit op bezwaar van 24 maart 2023 dat alleen het Tilburgs Mediafonds als voorliggende voorziening wordt beschouwd. Dat standpunt is blijkens de uitspraak van de rechtbank ook in beroep bij de rechtbank naar voren gebracht. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college de rechtbank hierover onjuist heeft voorgelicht. De Afdeling heeft wel begrip voor het door de stichting gestelde belang van goede communicatie. Het college heeft op de zitting aangegeven het te betreuren dat de communicatie met de stichting niet op de gewenste wijze is verlopen. Dat de communicatie tussen het college en de stichting niet altijd even goed verliep, doet echter niet af aan de juistheid van het oordeel van de rechtbank dat de Afdeling met deze uitspraak bevestigt.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. H.J.M. Besselink en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Yildiz
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025
705-594