ECLI:NL:RVS:2025:2494
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had op 7 januari 2025 de aanvraag van de appellant afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 12 mei 2025 het beroep van de appellant ongegrond. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.