ECLI:NL:RVS:2025:2517

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
202502560/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep inzake ophouding op grond van de Vw 2000

In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie appellant op 11 april 2025 opgehouden op basis van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 2 mei 2025 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op de wettelijke grondslag van de ophouding. Volgens artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is er geen mogelijkheid voor hoger beroep tegen deze uitspraak. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.

Uiteindelijk heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft de minister geen proceskosten hoeven vergoeden. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer de uitspraak heeft vastgesteld, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.

Uitspraak

202502560/1/V3.
Datum uitspraak: 4 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 2 mei 2025 in zaak nr. NL25.18070 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
De minister heeft appellant op 11 april 2025 opgehouden op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw 2000.
Bij uitspraak van 2 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat in Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over de wettelijke grondslag van de ophouding. Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
1.1.    Wat appellant aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
2.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025
18-1156