ECLI:NL:RVS:2025:2517
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep inzake ophouding op grond van de Vw 2000
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie appellant op 11 april 2025 opgehouden op basis van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 2 mei 2025 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op de wettelijke grondslag van de ophouding. Volgens artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is er geen mogelijkheid voor hoger beroep tegen deze uitspraak. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.
Uiteindelijk heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft de minister geen proceskosten hoeven vergoeden. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer de uitspraak heeft vastgesteld, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.