ECLI:NL:RVS:2025:2714

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
202402532/3/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing openbaarmaking verslag looncomponentenoverleg door UWV

In deze zaak heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het UWV, naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank van 29 februari 2024. De rechtbank had geoordeeld dat het UWV niet tijdig gevolg had gegeven aan haar uitspraak, waarin het UWV werd opgedragen om het verslag van het looncomponentenoverleg openbaar te maken. Het UWV had het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van dit verslag, op grond van de Wet open overheid (Woo), afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het verslag een stuk voor intern beraad was, dat persoonlijke beleidsopvattingen bevatte en ouder was dan vijf jaar. Hierdoor gold een verzwaarde motiveringsplicht voor het UWV, die het niet had nageleefd. De rechtbank verklaarde het beroep van [appellant] gegrond en vernietigde het besluit van het UWV.

De Afdeling heeft het beroep van [appellant] behandeld op 1 mei 2025, maar partijen waren niet verschenen. De Afdeling oordeelde dat het UWV niet had voldaan aan de uitspraak van de rechtbank en dat het beroep gegrond was. De Afdeling vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV en bepaalde dat het verslag van het looncomponentenoverleg niet openbaar hoeft te worden gemaakt voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Tevens werd vastgesteld dat de door het UWV verbeurde dwangsom € 1.442,00 bedraagt. De proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. B.P.M. van Ravels, in tegenwoordigheid van mr. D. Singh, griffier.

Uitspraak

202402532/3/A3.
Datum uitspraak: 18 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: het UWV),
verweerder.
Procesverloop
[appellant] heeft naar aanleiding van de van de rechtbank van 29 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4409, bij de Afdeling beroep ingesteld wegens het niet tijdig gevolg geven aan de uitspraak van de rechtbank door het UWV.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek op een zitting behandeld op 1 mei 2025. Partijen zijn niet verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft het UWV verzocht om op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo) het verslag van het looncomponentenoverleg openbaar te maken. Het UWV heeft dit verzoek afgewezen en dit besluit in bezwaar gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft overwogen dat het verslag van het looncomponentenoverleg een stuk voor intern beraad is dat persoonlijke beleidsopvattingen bevat, zoals bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Woo, en ouder is dan vijf jaar. Uit artikel 5.3, van de Woo, volgt dat als een verzoek om openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen voor intern beraad die ouder zijn dan vijf jaar, wordt geweigerd, het bestuursorgaan een verzwaarde motiveringsplicht heeft. Volgens de rechtbank heeft het UWV niet voldaan aan deze verzwaarde motiveringsplicht. Daarom heeft de rechtbank het beroep van [appellant] gegrond verklaard, het besluit van 24 februari 2023 vernietigd, het besluit van 3 juni 2022 herroepen, bepaald dat het verslag van het looncomponentenoverleg openbaar wordt gemaakt, en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Beoordeling van het beroep
3.       Vast staat dat het UWV het verslag van het looncomponentenoverleg niet openbaar heeft gemaakt. Dit betekent dat het UWV niet heeft voldaan aan de uitspraak van de rechtbank en dat het beroep van [appellant] gegrond is. De Afdeling zal het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigen.
4.       Bij uitspraak van 9 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2266, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat het UWV het verslag van het looncomponentenoverleg niet openbaar hoeft te maken voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Gelet hierop ziet de Afdeling in deze uitspraak aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), daarbij aan te sluiten. Dit betekent dat het UWV geen nieuw besluit hoeft te nemen en het verslag van het looncomponentenoverleg openbaar hoeft te maken voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
5.       Tussen de eerste dag waarop het UWV een dwangsom verschuldigd was, en bovengenoemde uitspraak van de voorzieningenrechter, zijn meer dan 42 dagen verstreken. Daarom is de maximale dwangsom verbeurd. Op grond van artikel 8:55c, gelezen in samenhang met artikel 4:17, tweede lid, van de Awb, wordt de door de burgemeester verbeurde dwangsom vastgesteld op een bedrag van € 1.442,00.
6.       De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellant] gegrond;
II.       vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
III.      bepaalt dat het UWV het verslag van het looncomponentenoverleg niet openbaar hoeft te maken voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
IV.     stelt de door het UWV verbeurde dwangsom, als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, vast op een bedrag van € 1.442,00.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Singh, griffier.
w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Singh
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025
990