ECLI:NL:RVS:2025:2767
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van een appellant die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 23 januari 2025 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 14 mei 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bij zijn Dublinoverdracht aan Zweden niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.