ECLI:NL:RVS:2025:2817

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
202502955/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken

Op 25 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag om appellant 1 een visum voor kort verblijf te verlenen, was eerder op 10 oktober 2023 afgewezen. Hiertegen maakten appellanten bezwaar, maar dit werd op 8 juli 2024 door de minister ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 24 april 2025 het beroep van appellant 1 tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.H.R. Bruggeman, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder. Volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 kan hiertegen geen hoger beroep worden ingesteld, tenzij er sprake is van een onterecht proces. De Raad van State heeft geoordeeld dat er geen reden is om het hoger beroep in behandeling te nemen, omdat er geen sprake is van een onterecht proces. De Afdeling heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202502955/1/V1.
Datum uitspraak: 25 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant 1] en [appellant 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 april 2025 in zaak nr. NL24.25974 in het geding tussen:
appellant 1
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2023 heeft de minister een aanvraag om appellant 1 een visum voor kort verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 juli 2024 heeft de minister het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant 1 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.H.R. Bruggeman, advocaat in Leiderdorp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder. Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder b, van de Vw 2000).
1.1.    Wat appellanten in hoger beroep aanvoeren, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dat doet zich hier niet voor.
2.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025
1028