ECLI:NL:RVS:2025:2817
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken
Op 25 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag om appellant 1 een visum voor kort verblijf te verlenen, was eerder op 10 oktober 2023 afgewezen. Hiertegen maakten appellanten bezwaar, maar dit werd op 8 juli 2024 door de minister ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 24 april 2025 het beroep van appellant 1 tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.H.R. Bruggeman, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder. Volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 kan hiertegen geen hoger beroep worden ingesteld, tenzij er sprake is van een onterecht proces. De Raad van State heeft geoordeeld dat er geen reden is om het hoger beroep in behandeling te nemen, omdat er geen sprake is van een onterecht proces. De Afdeling heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.