ECLI:NL:RVS:2025:2825
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet in behandeling name van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel
Op 25 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 19 februari 2025 geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte niet in behandeling had genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de uitspraak van 25 juni 2025 bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van de minister werd ongegrond verklaard, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad van State oordeelde dat de minister de proceskosten moest vergoeden, die door betrokkene waren gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De proceskosten werden vastgesteld op € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier.