202403684/1/R4.
Datum uitspraak: 25 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend in Lexmond, gemeente Vijfheerenlanden,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4122. Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van gevelindelingen op het perceel [locatie 1] in Lexmond.
Bij besluit van 20 september 2021 heeft het college het daartegen door [verzoekster] gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2022, in zaak nr. 21/4339, heeft de rechtbank Midden-Nederland het daartegen door [verzoekster] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4122, heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoekster] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 juli 2020 ongegrond verklaard. [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 mei 2025, waar [verzoekster] is verschenen. Voorts is op de zitting het college, vertegenwoordigd door mr. J.A. Duijster-de Boef, als partij gehoord.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
Inleiding
2. [verzoekster] woont op het perceel [locatie 2] in Lexmond. Voor het perceel [locatie 1] in Lexmond is een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigingen van gevelindelingen. Door de verlening van de omgevingsvergunning is het mogelijk geworden om op het perceel [locatie 1] een erker te realiseren. Met de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023 is de omgevingsvergunning onherroepelijk geworden.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Bij uitspraak van 10 januari 2024, in zaak nr. 202307059/2/R4, heeft de Afdeling dat verzoek om herziening, met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, afgewezen. Het daartegen gerichte verzet heeft de Afdeling bij uitspraak van 4 juni 2024, in zaak nr. 202307059/3/R4, ongegrond verklaard.
3. [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht de uitspraak van 4 juni 2024 en de uitspraken daarvoor te herzien. Zoals overwogen onder 2 van deze uitspraak heeft de Afdeling een eerder verzoek van [verzoekster] afgewezen. Omdat op grond van artikel 8:119 van de Awb van de oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd, als de in dat artikel genoemde feiten en omstandigheden zich voordoen, is het doen van een verzoek om herziening van een uitspraak waarbij al eerder met toepassing van artikel 8:119 van de Awb een verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak is afgewezen, niet mogelijk. Hetzelfde geldt voor een uitspraak op het verzet tegen een dergelijke uitspraak op een herzieningsverzoek, zoals de uitspraak van 4 juni 2024. De Afdeling zal het verzoek van [verzoekster] daarom opvatten als een nieuw verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak, dat is de uitspraak van 8 november 2023.
De gronden van het verzoek
4. [verzoekster] voert aan dat door het college misbruik is gemaakt van zijn machtspositie. De omgevingsvergunning is door misleiding en fraude tot stand gekomen. Ook heeft er door verlening van de omgevingsvergunning verzwaring van haar perceel plaatsgevonden, vanwege de toename in bouwverkeer. Dit heeft tot schade geleid aan het perceel. Er is daarnaast door de bestuursrechter geen zorgvuldig onderzoek verricht en er is niet naar het recht gehandeld. [verzoekster] stelt dat haar belang niet voldoende mee is gewogen in de voorgaande uitspraken. Was dit wel gebeurd, dan had dit tot een andere uitspraak geleid.
Beoordeling van het verzoek
5. [verzoekster] heeft sinds de verlening van de omgevingsvergunning voor het perceel [locatie 1] in Lexmond gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Awb haar bood om de omgevingsvergunning te bestrijden. Zij heeft bezwaar gemaakt bij het college, beroep ingesteld bij de rechtbank en hoger beroep ingesteld bij de Afdeling. Daarmee zijn alle stappen gebruikt die de wetgever haar biedt. Ook is [verzoekster] in de gelegenheid geweest om haar standpunten aan de hand van feiten en omstandigheden naar voren te brengen. Van die gelegenheid heeft [verzoekster] ook daadwerkelijk en ruimschoots gebruik gemaakt. Zij heeft een veelheid aan argumenten aangedragen en veel stukken ingediend die haar visie op het geschil mede hebben onderbouwd. Daar tegenover stonden de eveneens onderbouwde standpunten van het college. Met de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023 kwam aan het geheel van procedures een einde en is de omgevingsvergunning van 18 mei 2021 onherroepelijk geworden. Tegen de omgevingsvergunning staan daarom geen gewone voorzieningen meer open. Wel kent de Awb een buitengewoon rechtsmiddel, namelijk herziening. Daar heeft [verzoekster] om verzocht.
6. Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Bij de beslissing op een verzoek om herziening wordt slechts rekening gehouden met nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht maar die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot die uitspraak niet naar voren heeft kunnen brengen.
Het bijzondere rechtsmiddel van verzoek om herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist opnieuw aan de rechter voor te leggen. Het bijzondere rechtsmiddel biedt een partij niet de mogelijkheid gronden die in een eerdere procedure naar voren zijn of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw dan wel alsnog naar voren te brengen en zo het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
Uitsluitend indien zich feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerst lid, van de Awb voordoen, kan er aanleiding zijn voor herziening van een in rechte onaantastbaar geworden uitspraak. Daarbij geldt dat, wil een verzoek om herziening voor toewijzing in aanmerking komen, aan de in artikel 8:119, eerste lid, onder a, b en c van de Awb genoemde criteria dient te worden voldaan. Deze criteria zijn cumulatief, wat wil zeggen dat aan alle criteria voldaan moet worden.
7. Uit het verzoek om herziening blijkt heel duidelijk dat [verzoekster] het nog altijd niet eens is met het verlenen van de omgevingsvergunning. Ook blijkt dat zij het niet eens is met de beslissing van het college op haar bezwaar, met de uitspraak van de rechtbank over haar beroepsgronden en met de uitspraak van de Afdeling over haar gronden van hoger beroep. Dit heeft [verzoekster] ook kenbaar gemaakt in het eerdere verzoek om herziening. Dat op zichzelf vormt geen reden om haar verzoek om herziening in te willigen. Er moet namelijk zijn voldaan aan de criteria die hiervoor onder 1 zijn genoemd en onder 6 zijn uitgelegd.
8. De Afdeling heeft terdege kennisgenomen van het nieuwe verzoek om herziening van [verzoekster] en wat zij daarover op de zitting van 26 mei 2025 heeft toegelicht. Ook heeft de Afdeling het dossier doorgenomen van de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 8 november 2023. De feiten en omstandigheden die [verzoekster] in haar verzoek aanvoert, komen overeen met de feiten en omstandigheden die zij in hoger beroep bij de Afdeling tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2022 heeft aangevoerd. De Afdeling komt dan ook tot de conclusie dat [verzoekster] ter onderbouwing van haar verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
Conclusie
9. Dat betekent, gelet op wat hiervoor is overwogen, dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
10. De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klingers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025
341-1089