ECLI:NL:RVS:2025:3
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 2 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak betreffende een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling had op 24 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen. De rechtbank Den Haag had op 17 december 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. Zowel de minister als de vreemdeling hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de rechtbank had vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring werd uitgevoerd, wat in strijd zou zijn met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. Desondanks wees de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling af, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 18 december 2024 waarin het verzoek van de minister om een voorlopige voorziening was toegewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen en dat het grensbewakingsbelang doorslaggevend was. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van het vreemdelingenrecht en de noodzaak om de belangen van zowel de vreemdeling als de staat zorgvuldig af te wegen. De voorzieningenrechter heeft de zaak openbaar uitgesproken op 2 januari 2025.