ECLI:NL:RVS:2025:3026

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
202502835/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die door de minister van Asiel en Migratie in bewaring is gesteld. Het besluit tot bewaring dateert van 30 april 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft op 16 mei 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 juli 2025 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de informatieplicht van de minister. De Afdeling oordeelt dat de minister de vreemdeling voldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de bewaring. De enkele grief van de vreemdeling dat de informatiefolder niet duidelijk maakt dat ook zonder advocaat gebruik gemaakt kan worden van rechtsmiddelen, wordt verworpen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake is van schending van de informatieplicht.

Daarnaast oordeelt de Afdeling dat er geen reden is om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.

Uitspraak

202502835/1/V3.
Datum uitspraak: 3 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 16 mei 2025 in zaak nr. NL25.20403 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 30 april 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 16 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, advocaat in Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2979, onder 3.1, volgt dat de minister een vreemdeling moet informeren over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de bewaring. Anders dan appellant in zijn enige grief betoogt, laat het feit dat uit de informatiefolder niet duidelijk blijkt dat ook zonder hulp van een advocaat gebruik gemaakt kan worden van rechtsmiddelen, onverlet dat hij met de folder wel op de hoogte is gesteld van de mogelijkheid van het instellen van beroep. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake is van een schending van de informatieplicht.
2.       Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025
18-1156