ECLI:NL:RVS:2025:3026
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die door de minister van Asiel en Migratie in bewaring is gesteld. Het besluit tot bewaring dateert van 30 april 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft op 16 mei 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 juli 2025 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de informatieplicht van de minister. De Afdeling oordeelt dat de minister de vreemdeling voldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de bewaring. De enkele grief van de vreemdeling dat de informatiefolder niet duidelijk maakt dat ook zonder advocaat gebruik gemaakt kan worden van rechtsmiddelen, wordt verworpen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake is van schending van de informatieplicht.
Daarnaast oordeelt de Afdeling dat er geen reden is om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.