202207386/1/R2.
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend in Eersel,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend in Knegsel, gemeente Eersel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Eersel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2022 heeft de raad het bestemmingplan "Buitengebied 2017, Reparatieplan 2022" (hierna: het reparatieplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 22 mei 2025, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 1], bijgestaan door mr. W. Krijger, rechtsbijstandverlener in Gilze, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven, rechtsbijstandverlener in 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door T. van Engelen en F.P.C. Verhagen, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 7 april 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Met het reparatieplan is beoogd een omissie te repareren in de eerder vastgestelde bestemmingsplannen "Buitengebied 2017", vastgesteld op 3 juli 2018, en "Buitengebied 2017, eerste herziening" vastgesteld op 29 januari 2019. In deze twee bestemmingsplannen ontbreekt in de bestemmingsomschrijving van agrarische bestemmingen in het lid voor nevenactiviteiten een verwijzing naar de afwijkingsmogelijkheden. Het reparatieplan wijzigt in de twee onderliggende bestemmingsplannen deze bepalingen, zodat er wel een verwijzing naar de afwijkingsmogelijkheden is opgenomen.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] komen op tegen dit reparatieplan. [appellant sub 1] en anderen verzetten zich tegen de mogelijkheid die het reparatieplan biedt om een minicamping op te richten op [locatie], het perceel van [partij]. Volgens [appellant sub 2] had het reparatieplan een passende bestemming moeten toekennen aan zijn bedrijfsperceel.
Procesbelang
3. De Afdeling heeft op de zitting met de partijen besproken of de appellanten nog procesbelang hebben. Procesbelang is het belang dat een appellant heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de appellant voor ogen staat met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de appellant van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft de appellant die opkomt tegen een besluit procesbelang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.
3.1. De Afdeling overweegt dat de raad op 4 juli 2023 het bestemmingsplan "Buitengebied 2017, 2e herziening" opnieuw heeft vastgesteld. Dit bestemmingsplan is vastgesteld nadat het reparatieplan is vastgesteld. Een eerdere versie van dat bestemmingsplan met dezelfde naam is door de raad vastgesteld op 31 mei 2022, dus voordat het reparatieplan is vastgesteld.
3.2. Artikel B van het bestemmingsplan "Buitengebied 2017, 2e herziening", vastgesteld op 4 juli 2023 luidt:
"Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', vastgesteld door de raad van de gemeente Eersel op 3 juli 2018, inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening', vastgesteld door de raad van de gemeente Eersel op 29 januari 2019, blijft van toepassing, met dien verstande dat:
a. de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening', wordt gewijzigd zoals aangegeven op de verbeelding van dit plan, waarbij geldt dat:
1. indien in dit plan aan gronden een enkelbestemming is gegeven, het betreffende gedeelte van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening' wordt vervangen door het betreffende gedeelte van de verbeelding van dit plan;
2. indien in dit plan aan gronden geen enkelbestemming is gegeven, maar uitsluitend een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding, deze dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding wordt toegevoegd aan de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening' en de overige bestemmingen en aanduidingen ongewijzigd van toepassing blijven;
3. indien in dit plan een gebiedsaanduiding 'overige zone - ... vervallen' is opgenomen, de corresponderende gebiedsaanduiding van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening' als volgt wordt verwijderd:
(…)
b. de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening', als volgt worden gewijzigd:
1. de tekstdelen die in hoofdstuk 2 van dit plan in geel zijn weergegeven, worden toegevoegd aan de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening';
2. de tekstdelen die in hoofdstuk 2 van dit plan in paars zijn weergegeven en zijn doorgehaald, worden verwijderd uit de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening';
3. waar artikelen, leden of subleden aan de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2017', inclusief de partiële herziening 'Buitengebied 2017, eerste herziening', worden toegevoegd of daaruit worden verwijderd, worden de daarop volgende artikelen, leden of subleden hernummerd en worden de verwijzingen naar deze artikelen, leden of subleden overeenkomstig aangepast.
In blauw renvooi: verwerking van 'Buitengebied 2017, eerste herziening'"
3.3. De Afdeling constateert dat bestemmingsplan "Buitengebied 2017, 2e herziening", vastgesteld op 4 juli 2023, alleen enkele bepalingen wijzigt in de bestemmingsplannen "Buitengebied 2017" en "Buitengebied 2017, eerste herziening" en op een aantal plaatsen de verbeelding heeft gewijzigd. De bepalingen die het reparatieplan wijzigt, worden niet ook gewijzigd in het bestemmingsplan "Buitengebied 2017, 2e herziening", vastgesteld op 4 juli 2023. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat dat bestemmingsplan daarom naast het reparatieplan. Bestemmingsplan "Buitengebied 2017, 2e herziening", vastgesteld op 4 juli 2023, heeft het reparatieplan dus niet overschreven. Daarbij geldt dat bestemmingsplan "Buitengebied 2017, 2e herziening", vastgesteld op 4 juli 2023, nog niet onherroepelijk is. De appellanten hebben dus procesbelang.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
5. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de procedure van de totstandkoming van het reparatieplan afwijkt van de opdracht die de rechtbank Oost-Brabant de gemeente heeft gegeven in haar uitspraak van 9 december 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:6406. Die uitspraak gaat over een omgevingsvergunning die is verleend met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor een minicamping op het perceel op [locatie], het perceel van [partij]. De rechtbank heeft het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen herroepen en het college de opdracht gegeven om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van [partij]. Het college heeft alleen geen nieuw besluit genomen. [appellant sub 1] en anderen hebben het college wel in gebreke gesteld, maar volgens het college kan alleen de aanvrager dat doen. Volgens [appellant sub 1] en anderen wordt het bestemmingsplan nu aangepast om de omgevingsvergunning alsnog te kunnen verlenen, maar het aanpassen van het bestemmingsplan is geen besluit dat het college kan nemen. Daarnaast is de afwijkingsbevoegdheid in het reparatieplan onvoldoende gemotiveerd, aldus [appellant sub 1] en anderen. In de plantoelichting wordt alleen gesteld dat het eerdere bestemmingsplan een foutje bevat. De wijziging van het bestemmingplan betekent niet alleen dat de minicamping op het perceel van [partij] alsnog kan worden toegestaan, maar dat er in het hele buitengebied minicampings gerealiseerd kunnen worden. De ruimtelijke impact hiervan is volgens [appellant sub 1] en anderen enorm en had daarom beter gemotiveerd moeten worden.
Bovendien is de wijziging van de planregels volgens [appellant sub 1] en anderen in strijd met de systematiek en de toelichting van "Bestemmingsplan 2017". Door nu in de bestemmingsregels, in dit geval artikel 3.1.1, onder b, de toevoeging "of via afwijking" op te nemen, is het college van mening dat er kan worden afgeweken van de planregel en de mini-camping kan worden toegestaan. Volgens [appellant sub 1] en anderen klopt dat niet. Artikel 3.4.1 ziet namelijk op afwijken van de bouwregels, terwijl het in de rechtbankuitspraak ging om de gebruiksregels. [appellant sub 1] en anderen wijzen daarnaast op artikel 3.6.4, waaruit volgt dat afwijken van de gebruiksregels voor recreatieve activiteiten in de vorm van kampeermiddelen en dus mini-campings niet wordt toegestaan.
5.1. De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 2 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:794, onder 7.3-7.5, heeft geoordeeld dat hier het besluit van de raad van 27 september 2022 tot vaststelling van het reparatieplan ter beoordeling voorligt, en niet de uitspraak van de rechtbank van 9 december 2021. Voor zover [appellant sub 1] en anderen gronden hebben aangevoerd die gaan over de rechtbankuitspraak, kunnen die in deze procedure niet beoordeeld worden. Ook is het volgens de voorzieningenrechter niet gebleken dat de ruimtelijke impact van de toevoeging van de woorden "of via afwijking kan worden toegestaan" aan de artikelen 3.1.1, 4.1 en 5.1.1 van de planregels veel groter is dan door de raad is aangenomen. Aan de vraag of aan [partij] een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het realiseren van een minicamping op agrarische gronden, kan in deze procedure niet worden toegekomen, zo staat in de uitspraak van de voorzieningenrechter. De Afdeling is het eens met het oordeel van de voorzieningenrechter en ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Het betoog slaagt niet.
Het beroep van [appellant sub 2]
6. [appellant sub 2] betoogt dat het reparatieplan een passende bestemming had moeten toekennen aan zijn perceel op [locatie 2] in Knegsel, waar hij een timmerbedrijf exploiteert. Op deze locatie is al ruim 60 jaar een bedrijf aanwezig, maar het perceel heeft nooit een bedrijfsbestemming of een bouwvlak gekregen in een bestemmingsplan. De gemeente heeft in 2006 bevestigd dat het merendeel van de bebouwing onder het overgangsrecht valt. De bebouwing wordt door het reparatieplan weer onder het overgangsrecht gebracht, volgens [appellant sub 2] inmiddels voor de vijfde keer. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat dat niet mogelijk is. Deze situatie duurt nu al meer dan 40 jaar. Er wordt weliswaar overlegd om het perceel te herontwikkelen naar een woonbestemming, maar er is nu nog geen sprake van beëindiging van het bedrijf. De bosbestemming van het perceel doet geen recht aan zijn onderhandelingspositie, aldus [appellant sub 2].
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het reparatieplan alleen ziet op het herstellen van een omissie met betrekking tot afwijkingsmogelijkheden voor nevenactiviteiten bij agrarische bestemmingen. Er is geen sprake van overige aanpassingen. Het toekennen van een bedrijfsbestemming aan dit perceel valt volgens de raad buiten de doelstelling van dit reparatieplan. Daarnaast acht de raad het wijzigen van de bosbestemming naar bijvoorbeeld een bedrijfsbestemming ruimtelijk niet wenselijk.
6.2. De Afdeling is het met [appellant sub 2] eens dat het onwenselijk is dat er al zo lang geen passende bestemming is voor zijn bedrijf. De Afdeling kan de raad echter ook volgen in het standpunt dat het reparatieplan alleen ziet op een beperkte wijziging in de planregels. Daarbij is er nog geen duidelijkheid over of het bedrijf kan worden voortgezet of dat het perceel wordt herontwikkeld en hoeft de raad geen rekening te houden met bouwplannen of andere initiatieven, zo lang die nog niet concreet genoeg zijn. Op de zitting heeft de Afdeling van partijen begrepen dat zij nog in gesprek zijn over hoe een toekomstige herontwikkeling van het perceel, bijvoorbeeld door een woonbestemming, er uit kan komen te zien. De raad hoefde in het reparatieplan de bestemming van het perceel van [appellant sub 2] dus nog niet te wijzigen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van C.M. Schellingerhout, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schellingerhout
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025
980