ECLI:NL:RVS:2025:3108

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
202305974/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geslachtsnaamswijziging van minderjarige na verzoek van de ouder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het verzoek van [verzoeker] om de geslachtsnaam van hun minderjarige kind te wijzigen, werd ingewilligd door de minister voor Rechtsbescherming. Het kind, geboren op 31 januari 2015, had de geslachtsnaam van [appellant], maar [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om deze te wijzigen naar haar eigen achternaam. De minister heeft vastgesteld dat [verzoeker] gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar voor het kind heeft gezorgd en dat zij en het kind nooit op hetzelfde adres hebben gewoond als [appellant]. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 12 juni 2025 heeft [appellant] betoogd dat hij financieel heeft bijgedragen aan de opvoeding van het kind en dat de minister niet in het belang van het kind heeft gehandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij meer dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorging en opvoeding met het kind in gezinsverband heeft samengeleefd. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister redelijkerwijs kon concluderen dat de wijziging van de geslachtsnaam in het belang van het kind was. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

202305974/1/A3.
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 28 augustus 2023 in zaak nr. 22/5903 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister voor Rechtsbescherming (nu: staatssecretaris van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2022 heeft de minister een verzoek van [verzoeker] om de geslachtsnaam van het minderjarige kind [naam], geboren op 31 januari 2015, te wijzigen van [achternaam appellant] in [achternaam verzoeker], ingewilligd.
Bij besluit van 12 oktober 2022 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 augustus 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 12 juni 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.B. Chylinska, advocaat in Zaandam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. I.M Touwen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage die onderdeel is van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [verzoeker] heeft op 23 juli 2021 bij de minister een verzoek ingediend om de geslachtsnaam van [kind] te wijzigen van [achternaam appellant] in [achternaam verzoeker]. De minister heeft vastgesteld dat [verzoeker] onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek een aaneengesloten periode van vijf jaren heeft verzorgd en opgevoed en dat uit de gegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) blijkt dat [verzoeker] en [kind] nooit op hetzelfde adres ingeschreven hebben gestaan als [appellant]. Met het besluit van 23 mei 2022 heeft de minister het verzoek daarom, na een belangenafweging te hebben gemaakt, ingewilligd. Met het besluit van 12 oktober 2022 heeft de minister zijn standpunt gehandhaafd. [appellant] is het daarmee niet eens.
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister het verzoek van [verzoeker] op goede gronden heeft ingewilligd.
Hoger beroep
Formele vereisten
4.       [appellant] betoogt dat niet aan de wettelijke vereisten voor geslachtsnaamswijziging is voldaan. Hij voert daartoe aan dat hij financieel heeft bijgedragen aan de verzorging en opvoeding van [kind]. Dit volgt uit verklaringen van familieleden en uit andere bewijsmiddelen. Ook heeft [appellant] ter onderbouwing een brief van 14 februari 2025 van [verzoeker] overgelegd. Volgens [appellant] heeft [verzoeker] in deze brief toegegeven dat zij bij het indienen van het verzoek een aantal onwaarheden heeft verteld. In deze brief geeft zij onder meer toe dat zij in 2013 tot 2015 met hem heeft samengewoond, aldus [appellant].
4.1.    Volgens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: Besluit) wordt de geslachtsnaam van een minderjarige die nog geen twaalf jaar is, gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder van wie het kind de naam niet heeft, als die ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Volgens artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, onder 2, van het Besluit wordt een verzoek om geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaar afgewezen als een ouder weigert in te stemmen met de wijziging. Hierop is een uitzondering, namelijk wanneer verzoekers aantonen dat de ouder van wie de minderjarige de geslachtsnaam heeft en het kind, niet meer dan een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding in gezinsverband hebben samengeleefd.
4.2.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2075), volgt uit artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, onder 2, van het Besluit dat op de verzoeker van de wijziging van de geslachtsnaam de bewijslast rust dat van samenleven in gezinsverband geen sprake is geweest. Daarbij moet worden uitgegaan van de gegevens in de brp, behoudens tegenbewijs.
4.3.    Niet in geschil is dat uit de brp blijkt dat [appellant] nooit met [kind] op hetzelfde adres ingeschreven heeft gestaan. Het is dus aan [appellant] om aannemelijk te maken dat hij meer dan een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding met [kind] in gezinsverband heeft samengeleefd. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] daarin niet is geslaagd. De Afdeling overweegt daartoe als volgt.
4.4.    Met de brief van 14 februari 2025 heeft [appellant] twijfel gezaaid aan de juistheid van de gegevens in de brp. De Afdeling acht aannemelijk dat [appellant] enige tijd met [verzoeker] en [kind] in gezinsverband heeft samengeleefd. Echter, uit de brief volgt niet concreet hoe lang de samenleving heeft geduurd. [appellant] heeft ook geen andere bewijsmiddelen overgelegd, waaruit concreet volgt dat hij meer dan een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding met [kind] in gezinsverband heeft samengeleefd. Uit de overgelegde getuigenverklaringen kan namelijk alleen worden opgemaakt dat hij financieel heeft bijgedragen aan de verzorging van [kind]. De rechtbank is dan ook terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Belangenafweging
5.       Verder betoogt [appellant] dat de minister wijziging van de geslachtsnaam niet in het belang van [kind] heeft mogen achten. Hij voert daartoe aan dat de jeugdbescherming in het verleden heeft aangegeven dat zij er enorm belang aan hecht en mogelijkheden daartoe ziet om veel aandacht te besteden aan de voorlichting over afstamming en afkomst. Dit moet volgens [appellant] prevaleren in de toetsing over naamswijziging. Ook moeten de ongefundeerde, onjuiste uitspraken over [appellant] en de onwelwillende en tegenwerkende rol van de moeder in haar nadeel meewegen bij de belangenafweging, aldus [appellant].
5.1.    De minister moet een verzoek om geslachtsnaamswijziging van een minderjarige beoordelen aan de hand van de van toepassing zijnde regelgeving en hij moet, als aan de voorwaarden wordt voldaan, bij de uitoefening van die bevoegdheid alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken. Als niet of nauwelijks in gezinsverband met de minderjarige is samengeleefd, wordt er, gelet op de bedoeling van de regeling zoals neergelegd in het Besluit, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, van uitgegaan dat het in het belang van de minderjarige is dat deze de naam draagt van degene met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft. Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2722) in samenhang met de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2075).
5.2.    De Afdeling is van oordeel dat de minister redelijkerwijs geen aanwijzingen heeft kunnen zien om te veronderstellen dat geslachtsnaamswijziging niet in het belang van [kind] is. Daarbij heeft de minister van doorslaggevend belang mogen achten dat [kind] en zijn moeder al jaren een gezin vormen en dat [appellant] daarvan geen onderdeel is. Dat de jeugdbescherming in het verleden zou hebben aangegeven dat zij belang hecht en mogelijkheden ziet voor aandacht over de afstamming en afkomst van de minderjarige [kind] maakt dit niet anders. De belangenafweging in het kader van een naamswijziging is namelijk niet vergelijkbaar met de belangenafweging die de jeugdbescherming maakt in haar adviserende rol in familierechtelijk zaken. Ook heeft de minister de uitspraken en de rol van de moeder niet als aanwijzing hoeven zien om naamswijziging niet in het belang van [kind] te achten, omdat dit geen afbreuk doet aan het belang van [kind] om zich met zijn moeder, met wie hij een gezin vormt, te identificeren. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
De Afdeling voegt hieraan nog toe dat, zoals de minister ook terecht heeft opgemerkt, geslachtsnaamswijziging niets afdoet aan de afstamming van [kind]. De familierechtelijke betrekking van [appellant] als vader en zoon, blijft in stand en de naamswijziging staat contactherstel niet in de weg.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
6.         Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
7.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G.L. Soetens, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soetens
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025
1072
BIJLAGE
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 7
1.       De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
[…]
5.       Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Besluit geslachtsnaamswijziging
Artikel 3
1.       Op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, wordt de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:
a.       in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed;
[…]
2.       Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
[…]
4.       Het verzoek wordt afgewezen, indien:
[…]
d.       een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
[…]
2°.     verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.