ECLI:NL:RVS:2025:3152

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
BRS.25.000776
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake verblijfsvergunning regulier

Op 14 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van betrokkene om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die door de minister van Asiel en Migratie op 8 oktober 2024 was afgewezen. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister verklaarde dit bezwaar op 24 januari 2025 ongegrond. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 28 mei 2025 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 juli 2025.

Uitspraak

BRS.25.000776
Datum uitspraak: 14 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 mei 2025 in zaak nr. NL25.8600 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 24 januari 2025 heeft de minister het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming ervan een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. U.H. Hansma, advocaat in Groningen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        Gelet op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025
1028