202401182/1/A3.
Datum uitspraak: 16 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 januari 2024 in zaak nr. 23/100 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister voor Rechtsbescherming (nu: staatssecretaris van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2022 heeft de minister een verzoek van [partij], geboren op [geboortedatum] 1998, (hierna: [voornaam]) om zijn geslachtsnaam te wijzigen in [achternaam], toegewezen.
Bij besluit van 30 november 2022 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 januari 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en [voornaam] hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 12 juni 2025, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. I.M. Touwen, is verschenen.
Overwegingen
1. De relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage die onderdeel is van deze uitspraak.
Inleiding
2. [voornaam] heeft de minister verzocht om zijn geslachtsnaam te wijzigen van [appellant] in [achternaam]. De minister heeft vastgesteld dat uit de gegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) blijkt dat het huwelijk tussen de vader, [appellant], en de moeder, [naam moeder], van [voornaam] op 4 november 2008 is ontbonden. Ook is gebleken dat [voornaam] tijdens zijn minderjarigheid enige tijd is verzorgd en opgevoed door zijn moeder. Met het besluit van 26 juli 2022 heeft de minister het verzoek daarom, na een belangenafweging te hebben gemaakt, toegewezen. Met het besluit van 30 november 2022 heeft de minister zijn standpunt gehandhaafd, omdat het besluit volgens de minister niet onzorgvuldig tot stand is gekomen. Ook zijn de bedenkingen van [appellant] geen reden om het verzoek af te wijzen. Bij verzoeken om wijziging van de geslachtsnaam spelen problemen als ruzie, geen of slechte communicatie en/of verstandhouding geen rol, aldus de minister. [appellant] is het daarmee niet eens.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister het verzoek van [voornaam] om wijziging van de geslachtsnaam op goede gronden heeft toegewezen. Volgens de rechtbank voldoet het verzoek aan de wettelijke voorwaarden en heeft de minister de daarbij betrokken belangen zorgvuldig gewogen. Bij de beoordeling van een verzoek om wijziging van de geslachtsnaam spelen, volgens de rechtbank, problemen in het verleden, zoals ruzies, geen dan wel slechte communicatie en/of een slechte verstandhouding in beginsel geen rol. Ook heeft de minister terecht overwogen dat de bedenkingen van [appellant] niet opwegen tegen de wens van [voornaam] om zijn geslachtsnaam te wijzigen en dat het niet aan de minister is om te onderzoeken waar de wens van verzoeker om zijn geslachtsnaam te wijzigen vandaan komt. [voornaam] was ten tijde van zijn verzoek namelijk meerderjarig, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen zorgvuldig bij zijn besluit heeft betrokken. Hij voert daartoe aan dat wel degelijk een beoordeling kan plaatsvinden van de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kind wel bij de moeder woont en geen of nauwelijks contact heeft met vader. Ook voert hij aan dat de minister onvoldoende heeft onderzocht of [voornaam] is beïnvloed en onjuist is geïnformeerd over zijn afkomst. Uit de Nota van Toelichting bij artikel 3 van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: Besluit), zoals dat luidde bij inwerkingtreding op 1 januari 1998, moet worden meegewogen of het kind voorgelicht is over de afkomst, de zogenoemde statusvoorlichting. Dit is van groot belang, omdat als dat niet het geval is, naamswijziging gemakkelijk tot verduistering van de afkomst kan leiden, wat niet in het belang van het kind wordt geacht. Nu de minister dit niet heeft onderzocht, is het besluit op bezwaar ondeugdelijk gemotiveerd, aldus [appellant]. Tot slot voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte onvoldoende bij haar oordeel over de belangenafweging heeft betrokken dat naamswijziging indruist tegen alles waarvoor hij staat, zoals zijn geloof, cultuur en traditie.
4.1. De minister moet een verzoek om geslachtsnaamswijziging beoordelen aan de hand van de van toepassing zijnde regelgeving en hij moet, als aan de voorwaarden is voldaan, bij de uitoefening van die bevoegdheid alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken. Gelet op de aard en de beoordeling van het verzoek, vindt bij de toetsing aan de voorwaarden en bij de belangenafweging geen beoordeling plaats van de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kind bij de ouder woont in wiens geslachtsnaam wijziging is verzocht en met de andere ouder geen contact heeft. Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:192) in samenhang met de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2015). 4.2. Op het moment dat [voornaam] het verzoek deed was hij meerderjarig. Zoals volgt uit de Nota van toelichting bij artikel 4 van het Besluit is in dat geval het verzoek van de meerderjarige in beginsel doorslaggevend. Dit betekent dat de minister een verzoek om naamswijziging van een meerderjarige toewijst, tenzij er aanwijzingen zijn dat het verzoek om naamwijziging niet in het belang van de meerderjarige is. In dit geval is daarvan geen sprake. [voornaam] heeft het verzoek zelf ingediend en niet is gebleken dat hij niet weet wie zijn vader is en wat zijn afkomst is. Subjectieve bezwaren van de ouder met de geslachtsnaam die wordt gewijzigd, zoals geloof, cultuur en traditie, spelen bij de beoordeling van een verzoek om geslachtsnaamswijziging geen rol. Daarbij komt dat [voornaam] in zijn schriftelijke uiteenzetting nogmaals uitdrukkelijk zijn wens tot wijziging van zijn geslachtsnaam heeft geuit. Dit betekent dat de minister het verzoek om geslachtsnaamswijziging heeft mogen toewijzen. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G.L. Soetens, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soetens
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025
1072
BIJLAGE
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 7
1. De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
[…]
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Besluit geslachtsnaamswijziging
Artikel 4
1. Op verzoek van een meerderjarige wordt zijn geslachtsnaam gewijzigd:
a. in een geslachtsnaam als bedoeld in artikel 3, eerste lid, indien de verzorging en opvoeding enige tijd gedurende de minderjarigheid hebben geduurd.
[…]
2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, wordt slechts ingewilligd indien het is ingediend binnen drie jaren nadat de meerderjarigheid is bereikt.