ECLI:NL:RVS:2025:3235

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
202401186/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geslachtsnaamswijziging van minderjarige na ontbinding huwelijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 11 januari 2024 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De zaak betreft een verzoek van de minister voor Rechtsbescherming om de geslachtsnaam van het minderjarige kind [kind], geboren op [geboortedatum] 2004, te wijzigen van [naam appellant] in [naam ex-partner]. De minister heeft dit verzoek toegewezen op basis van de instemming van [kind] en de zorg die [naam ex-partner] voor het kind heeft gehad. [appellant] is het niet eens met deze beslissing en stelt dat de minister niet alle relevante feiten en belangen heeft meegewogen, en dat [kind] onjuist is beïnvloed door haar moeder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister op goede gronden heeft besloten om het verzoek om geslachtsnaamswijziging toe te wijzen, en dat er geen aanwijzingen zijn dat de minister niet mocht uitgaan van de instemming van [kind]. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 juni 2025 en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202401186/1/A3.
Datum uitspraak: 16 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 januari 2024 in zaak nr. 22/1772 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister voor Rechtsbescherming (nu: staatssecretaris van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Bij besluit van 4 mei 2022 heeft de minister een verzoek van [partij], om de geslachtsnaam van het toen nog minderjarige kind [kind], geboren op [geboortedatum] 2004, (hierna: [kind]) te wijzigen van [naam appellant] in [naam ex-partner], toegewezen.
Bij besluit van 19 augustus 2022 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 januari 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris, [naam ex-partner] en [kind] hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 12 juni 2025, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. I.M. Touwen, is verschenen.
Overwegingen
1.       De relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage die onderdeel is van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [naam ex-partner] heeft bij de minister een aanvraag ingediend om de geslachtsnaam van [kind] te wijzigen van [appellant] in [naam ex-partner]. [kind] heeft schriftelijk ingestemd met het verzoek en is, ondanks de bedenkingen van [appellant], daarbij gebleven. De minister heeft vastgesteld dat uit de gegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) blijkt dat het huwelijk tussen de vader, [appellant], en de moeder, [naam ex-partner], van [kind] op 4 november 2008 is ontbonden. Ook is gebleken dat [naam ex-partner] [kind] een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed. Met het besluit van 26 juli 2022 heeft de minister het verzoek daarom, na een belangenafweging te hebben gemaakt, toegewezen. Met het besluit van 19 augustus 2022 heeft de minister zijn standpunt gehandhaafd, omdat het besluit volgens de minister niet onzorgvuldig tot stand is gekomen. Ook zijn de bedenkingen van [appellant] geen reden om het verzoek af te wijzen. Bij verzoeken om wijziging van de geslachtsnaam spelen problemen als ruzie, geen of slechte communicatie en/of verstandhouding geen rol, aldus de minister. [appellant] is het daarmee niet eens.
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister op goede gronden heeft besloten om het verzoek om geslachtsnaamswijziging toe te wijzen. Volgens de rechtbank is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor toewijzing en zijn er geen aanwijzingen dat de minister niet mocht uitgaan van de instemming van [kind]. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister de naamswijziging in het belang van [kind] heeft mogen achten, omdat er geen aanwijzingen zijn om het tegendeel aan te nemen.
Hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister de naamswijziging in het belang van [kind] heeft mogen achten. Hij voert daartoe aan dat de minister niet alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen zorgvuldig bij zijn besluit heeft betrokken. Volgens [appellant] is [kind] onjuist beïnvloed en geïnformeerd door haar moeder. Door toedoen van de moeder heeft [kind] al jaren geen contact meer met haar vader. Ook heeft de minister onvoldoende onderzocht of [kind] is voorgelicht over haar afkomst, de zogenoemde statusvoorlichting. Dit had de minister wel moeten doen, omdat als statusvoorlichting ontbreekt, naamswijziging gemakkelijk tot verduistering van de afkomst kan leiden, wat niet in het belang van het kind moet worden geacht. Nu de minister dit niet of althans onvoldoende heeft onderzocht, is het besluit op bezwaar ondeugdelijk gemotiveerd, aldus [appellant]. Tot slot voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte onvoldoende bij haar oordeel over de belangenafweging heeft betrokken dat naamswijziging indruist tegen alles waarvoor hij staat, zoals zijn geloof, cultuur en traditie.
4.1.    Zoals de rechtbank terecht, onder verwijzing naar eerdere uitspraken van de Afdeling, heeft overwogen, moet de minister een verzoek om geslachtsnaamswijziging van een minderjarige beoordelen aan de hand van de van toepassing zijnde regelgeving en hij moet, als aan de voorwaarden wordt voldaan, bij de uitoefening van die bevoegdheid alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken. Als niet of nauwelijks in gezinsverband met de minderjarige is samengeleefd, wordt er, gelet op de bedoeling van de regeling zoals neergelegd in het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: Besluit), behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, van uitgegaan dat het in het belang van de minderjarige is dat deze de naam draagt van degene met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft. Daarnaast vindt bij de toetsing aan de voorwaarden en bij de belangenafweging geen beoordeling plaats van de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kind bij de ouder woont in wiens geslachtsnaam wijziging is verzocht en met de andere ouder geen contact heeft. Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2015), in samenhang met de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2722) en de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2075).
4.2.    Niet in geschil is dat aan de voorwaarden voor geslachtsnaamswijziging, zoals neergelegd in het Besluit, is voldaan. Het gaat in hoger beroep dus alleen over de vraag of de minister geslachtsnaamswijziging in het belang van [kind] heeft mogen achten. Naar het oordeel van de Afdeling is dat het geval. Zij overweegt daartoe als volgt.
4.3.    Zoals volgt uit hetgeen onder 4.1 is overwogen kan wat [appellant] aanvoert over het onjuist beïnvloeden en informeren van [kind] door haar moeder en dat door toedoen van de moeder [kind] al jaren geen contact meer heeft met haar vader, wat daar ook van zij, geen rol spelen bij de belangenafweging. Hetzelfde geldt voor de bedenkingen van [appellant] die voortvloeien uit geloof, cultuur en traditie. Verder is niet gebleken dat [kind] niet weet wie haar vader is en wat haar afkomst is. Uit het dossier en uit de schriftelijke uiteenzetting van [kind] is immers het tegendeel op te maken. De minister heeft dan ook geen aanwijzingen van verduistering van de afkomst hoeven zien. De Afdeling ziet daarom geen reden om te oordelen dat de minister niet alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen zorgvuldig bij zijn besluit heeft betrokken. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat de minister de naamswijziging in het belang van [kind] heeft mogen achten.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G.L. Soetens, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soetens
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025
1072
BIJLAGE
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 7
1.       De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
[…]
5.       Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Besluit geslachtsnaamswijziging
Artikel 3
1.       Op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, wordt de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:
a.       in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed;
[…]
4.       Het verzoek wordt afgewezen, indien:
b.       de minderjarige van twaalf jaren of ouder niet instemt met de verzochte geslachtsnaamswijziging;
c.       een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft; of
d.       een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
[…]
2°.     verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.