202301921/1/A3.
Datum uitspraak: 16 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Nijmegen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 februari 2023 in zaak nr. 20/5417 in het geding tussen:
[wederpartij A] en [wederpartij B], wonend in Nijmegen,
en
de burgemeester.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2020 heeft de burgemeester de woning aan de [locatie] in Nijmegen voor drie maanden gesloten.
Bij besluit van 30 september 2020 heeft de burgemeester het door [wederpartij A] en [wederpartij B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 februari 2023 heeft de rechtbank het door [wederpartij A] en [wederpartij B] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 september 2020 vernietigd, het besluit van 9 juli 2020 herroepen en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.
[wederpartij A] en [wederpartij B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 20 november 2024 behandeld, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E.A.M. Terwindt en L. Winkelmolen, en [wederpartij A] en [wederpartij B], bijgestaan door mr. J.W.J. Hopmans, advocaat in Groesbeek, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [wederpartij A] en [wederpartij B] huurden de woning aan de [locatie] in Nijmegen. Naar aanleiding van een politieonderzoek naar [wederpartij A] in verband met de handel in hennep is hij op 11 maart 2020 bij het verlaten van een coffeeshop aangehouden met een tas met 1,045 kg henneptoppen en een geldbedrag van € 9.870,00. Naar aanleiding daarvan heeft de politie de woning doorzocht. De bevindingen daarvan heeft de politie vastgelegd in de bestuurlijke rapportage van 28 april 2020. Daarin staat dat in de woning onder meer het volgende is aangetroffen:
• € 600,00 (zes biljetten van € 100,00) verstopt tussen het matras van de boxpring in de slaapkamer;
• € 350,00 (vijftien keer € 20,00 en één keer € 50,00) in de slaapkamer in een kast onder een stapel kleding;
• € 5.000,00 (acht keer € 100,00, één keer € 200,00 en tachtig keer € 50,00) in een verborgen ruimte onder het keukenblok, achter het aanrechtplint;
• een groene plastic krat met daarin onder andere witte overalls, grijze plastic zakken en hennepafval bovenop een plank in de schuur achter in de tuin;
• twee luchtdrukwapens onderin de kelderkast, verstopt onder de trap;
• een pepperspraypistool in het handschoenenmandje bovenop de kapstok in de gang;
• een patroonhouder met 1 x 9 mm patroon in het handschoenenmandje bovenop de kapstok;
• twee peppersprays in de gang naast het handschoenenmandje bovenop de kapstok;
• een zakje met daarin veertien patronen (8.35 mm) in de woonkamer.
In de bijkeuken, woonkamer en slaapkamer zijn daarnaast zakjes met diverse stoffen aangetroffen. Het gaat om 6 g hennep, ruim 5 g MDMA en bijna 4 g amfetamine. Verder staat in de bestuurlijke rapportage dat in de woning van de ouders van [wederpartij A], waar in 2015 al een keer een hennepdrogerij is aangetroffen, een ruime handelsvoorraad hennep is aangetroffen en dat de rol van [wederpartij A] daarbij nog wordt onderzocht. De bestuurlijke rapportage vermeld ten slotte dat [wederpartij A] een antecedent heeft voor het vervaardigen van softdrugs uit 2015 en dat hij oudere antecedenten heeft met betrekking tot vermogensdelicten en de Wet Wapens en Munitie.
2. De burgemeester heeft naar aanleiding van de aangetroffen zaken in de woning besloten om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor drie maanden te sluiten. Volgens de burgemeester is dat noodzakelijk omdat de woning onderdeel is van het criminele drugscircuit en de handel in drugs kan leiden tot openbare-ordeverstoringen en overlast, wat aantasting van het woon- en leefklimaat met zich brengt. De woning is feitelijk gesloten geweest van 17 augustus 2020 tot 17 november 2020. Het tegen de sluiting door [wederpartij A] en [wederpartij B] gemaakte bezwaar heeft de burgemeester ongegrond verklaard.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
3. De rechtbank heeft het door [wederpartij A] en [wederpartij B] ingestelde beroep gegrond verklaard. Volgens de rechtbank kon de burgemeester, alle feiten en omstandigheden afwegende, niet concluderen dat de sluiting van de woning voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat ter plaatse noodzakelijk was. Daarvoor is volgens de rechtbank van belang dat er in dit geval geen aanwijzingen van handel in drugs in of vanuit de woning zijn. Dit is niet door de politie waargenomen en er zijn ook geen meldingen bekend. De burgemeester heeft de handel ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt. [wederpartij A] heeft weliswaar verklaard dat hij handelt in drugs, maar dat vond plaats in het centrum van Nijmegen. De aanwezigheid van de pepperspray, de luchtdrukwapens en het grote contante bedrag in de woning, vormen eveneens onvoldoende aanwijzing voor de handel in of vanuit de woning. Er is geen sprake van herhaling van een overtreding en de burgemeester heeft ook niet aangevoerd dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt. De burgemeester had daarom geen gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar van 30 september 2020 om die reden vernietigd en het primaire besluit van 9 juli 2020 herroepen.
Waarom is de burgemeester het niet eens met de uitspraak?
4. De burgemeester betoogt in hoger beroep dat de rechtbank het toetsingskader niet volledig heeft weergegeven, waardoor het toetsingskader in een ander licht wordt geplaatst. De feiten en omstandigheden, waaronder het aantreffen van wapens en een grote hoeveelheid contant geld, duiden volgens de burgemeester op handel in of vanuit de woning. De rechtbank heeft deze omstandigheden ten onrechte anders uitgelegd en geoordeeld dat het niet noodzakelijk was om de woning te sluiten. Daarbij is ook van belang dat het om harddrugs gaat en de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt. De rechtbank heeft dat ten onrechte niet in haar afweging betrokken, aldus de burgemeester.
Beoordeling van het hoger beroep
5. In haar uitspraak van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922, heeft de Afdeling de uitgangspunten weergegeven waarvan zij zal uitgaan bij haar beoordeling van besluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De Afdeling verwijst voor deze uitgangspunten daarom naar die uitspraak en zal deze hanteren bij de beoordeling van het hoger beroep. Had de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan sluiting moeten volstaan (noodzaak)?
6. Bij beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester, gegeven zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen, met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Een minder ingrijpend middel dan woningsluiting is het opleggen van een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing.
6.1. De Afdeling komt tot een ander oordeel dan de rechtbank. In de woning zijn naast een handelshoeveelheid harddrugs onder meer ook een bedrag van € 5.950,00 aan contant geld verstopt in een verborgen ruimte achter de aanrechtplint, een patroonhouder met een 9 mm patroon, een zakje met daarin veertien 8.35 mm patronen, een pepperspraypistool, twee peppersprays en twee luchtdrukwapens aangetroffen. [wederpartij A] is aangehouden terwijl hij 1,045 kg hennep bij zich had en hij heeft verklaard dat hij in het centrum van Nijmegen in drugs heeft gehandeld. Gelet daarop en de aanwezigheid van de vermelde zaken in de woning, is het aannemelijk dat er vanuit de woning in drugs werd gehandeld. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het aantreffen van deze zaken onvoldoende aanwijzing is voor de handel in drugs vanuit de woning. Dat de wapens niet direct binnen handbereik lagen, zoals de rechtbank heeft overwogen, doet hier niet aan af. Op zichzelf bezien is een grote hoeveelheid contant geld of aanwezigheid van pepperspray een onvoldoende aanwijzing voor de handel in drugs in of vanuit de woning. In dit geval zijn echter niet alleen geld en pepperspray aangetroffen, maar ook harddrugs en wapens. In samenhang bezien maken deze feiten aannemelijk dat er vanuit de woning in drugs werd gehandeld. Daarbij komt dat [wederpartij A] tijdens de zitting bij de Afdeling geen plausibele verklaringen heeft kunnen geven voor de aangetroffen zaken. Zo is de verklaring dat hij de twee luchtdrukwapens voor de sier had niet geloofwaardig, omdat de wapens zijn aangetroffen onderin de kelderkast, verstopt onder de trap. Met een sluiting wordt de rol die de woning binnen de keten van drugshandel vervulde teniet gedaan. De burgemeester heeft daarom niet met een minder ingrijpend middel dan sluiting kunnen volstaan.
Het betoog slaagt.
Conclusie over het hoger beroep
7. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. De Afdeling zal het bij de rechtbank ingestelde beroep beoordelen.
Beoordeling van het bij de rechtbank ingestelde beroep
Was sluiting van de woning evenwichtig?
8. [wederpartij A] en [wederpartij B] betogen dat sluiting van hun woning niet evenwichtig is. [wederpartij B] treft geen verwijt en de gevolgen van de sluiting zijn voor het gezin groot. Zij wonen sinds 2009 in de woning en hebben een grote sociale en maatschappelijke binding met hun woonomgeving. De twee kinderen wonen daar al sinds hun geboorte en eerste levensjaar. De huurovereenkomst is ontbonden en de burgemeester had moeten informeren naar vervangende woonruimte en de plaatsing op een zwarte lijst. Mede gelet op de aanwezigheid van hun twee minderjarige kinderen die een taalontwikkelingsstoornis en ADHD hebben, had de burgemeester moeten afzien van het sluiten van hun woning, aldus [wederpartij A] en [wederpartij B].
8.1. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Deze laatste houden doorgaans verband met de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk acht. Een sluiting met zware nadelige gevolgen voor de bewoners is niet per definitie onevenwichtig. Wel dient de burgemeester aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht toe te kennen bij beantwoording van de vraag of hij van zijn bevoegdheid gebruikmaakt.
8.2. Niet in geschil is dat de in de woning aangetroffen zaken van [wederpartij A] en/of [wederpartij B] zijn. Zoals blijkt uit de onder 1 opgenomen opsomming, zijn door de hele woning op verschillende plekken drugs en wapens aangetroffen, zodat de Afdeling het niet aannemelijk vindt dat [wederpartij B] niet op de hoogte was van het feit dat haar partner zich bezighield met criminele aan drugshandel gerelateerde activiteiten. Ook als zij niet van alles precies op de hoogte was, treft haar daarom wel enig verwijt van de overtreding. [wederpartij A] en [wederpartij B] hebben willens en wetens een risico op ingrijpende gevolgen van het gebruik van de woning in geval van ontdekking genomen, zoals de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder. Zij hebben aangevoerd dat zij een grote sociale en maatschappelijke binding met hun woonomgeving hebben, maar uit die stelling blijkt niet dat zij ook gebonden zijn aan deze specifieke woning en de sluiting hen daardoor in het bijzonder treft. De sluiting van de woning treft in dit geval niet alleen [wederpartij A] en [wederpartij B], maar ook hun twee minderjarige kinderen. De burgemeester heeft zich daar rekenschap van gegeven en heeft daarom een langere begunstigingstermijn gegeven, in welke tijd naar vervangende woonruimte kon worden gezocht. Dat in de woning twee minderjarige kinderen verbleven, mocht de burgemeester gelet op hetgeen is aangetroffen en de mogelijke gevolgen daarvan minder zwaar laten wegen dan het belang dat met sluiting is gemoeid.
8.3. Gelet op het voorgaande zijn de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zoals de burgemeester die aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. De burgemeester heeft de woning daarom voor drie maanden mogen sluiten.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie over het beroep
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden heeft mogen overgaan.
Proceskosten
10. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 februari 2023 in zaak nr. 20/5417;
III. verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Willems
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025
960