ECLI:NL:RVS:2025:3387

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
202206483/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Corsolocaties Lichtenvoorde en de huisvesting van corsogroepen

Op 23 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Corsolocaties Lichtenvoorde". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Oost Gelre op 18 oktober 2022, voorziet in de mogelijkheid om één of meer gebouwen te realiseren voor de opbouw van bloemencorsowagens. Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom van Lichtenvoorde en is bestemd voor de huisvesting van zeven corsogroepen, die op zoek zijn naar een locatie voor hun activiteiten. De appellanten, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor overlast en een negatieve impact op hun woon- en leefklimaat.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 maart 2025, waar zowel de appellanten als de raad van de gemeente Oost Gelre aanwezig waren. De raad heeft in zijn verweerschrift en nadere stukken uiteengezet dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De appellanten hebben betoogd dat de keuze voor de huisvesting van meer dan vier corsogroepen onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat alternatieve locaties niet serieus zijn overwogen. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de appellanten en dat de gekozen locatie geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak bevestigt de beleidsruimte van de raad bij het vaststellen van bestemmingsplannen en de noodzaak om belangen zorgvuldig af te wegen.

Uitspraak

202206483/1/R4.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Oost Gelre,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Corsolocaties Lichtenvoorde" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 10 maart 2025, waar [appellant] en anderen en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Bomers en ing. T. Evers, zijn verschenen. Verder is op de zitting Stichting Bloemencorso Lichtenvoorde, vertegenwoordigd door H.B.J.M. ter Haar, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 15 juli 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom ten noorden van de kern Lichtenvoorde. Het plangebied bestaat uit de percelen met de kadastrale aanduiding sectie N, nummers 1905 en 1907. Het bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de bestemming, waardoor de mogelijkheid ontstaat om één of meer dan één gebouw te realiseren waarin bloemencorsowagens kunnen worden opgebouwd. Tussen partijen is niet is geschil dat het bloemencorso een belangrijk cultureel evenement is in Lichtenvoorde. In Lichtenvoorde zijn achttien corsogroepen actief die corsowagens opbouwen. Omdat zeven corsogroepen op zoek zijn naar huisvesting wil de raad met het plan huisvesting voor zeven corsogroepen mogelijk maken in het plangebied. Op grond van het plan worden aan het plangebied de enkelbestemmingen "Maatschappelijk", "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" en "Verkeer" toegekend. De gronden met de bestemming "Maatschappelijk" zijn bestemd als bloemencorso opbouwlocatie en vormen tevens het bouwvlak. In het bouwvlak geldt een maximum bebouwingspercentage van 30% en een maximum bouwhoogte van 9 m. Het plangebied had onder het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Oost Gelre 2011" de enkelbestemming "Agrarisch". Het bouwvlak grenst aan de westzijde volledig aan de Industriële Waterzuiveringsinstallatie Lichtenvoorde (hierna: IWZI). Inmiddels zijn zeven aaneengeschakelde corsohallen in het bouwvlak gebouwd op grond van onherroepelijk geworden omgevingsvergunningen.
3.       [appellant] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Zij vinden de huisvesting van maximaal vier corsogroepen in het plangebied aanvaardbaar.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepsgronden
5.       [appellant] en anderen hebben verzocht de inhoud van hun zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen. De raad is in de nota van zienswijzen, die onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, ingegaan op deze zienswijze. Voor zover [appellant] en anderen in beroep geen redenen hebben aangevoerd waarom de weerlegging van deze zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn, behoeft de inhoud van deze zienswijze geen bespreking.
6.       [appellant] en anderen betogen dat de keuze van de raad om meer dan vier corsogroepen in het plangebied te huisvesten op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [appellant] en anderen voeren aan dat met de locatiestudie, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Locatiestudie Fiets Cross Club Lichtenvoorde & Stichting Bloemencorso Lichtenvoorde" van mei 2020 (hierna: het locatiestudierapport), is beoogd om, overeenkomstig de voorkeur van de raad, een locatie te vinden waar zeven corsogroepen kunnen worden gehuisvest. Daarom is van alle bij de locatiestudie betrokken beoordelingscriteria het zwaarste gewicht toegekend aan de oppervlakte van een locatie. Gelet daarop heeft de raad volgens [appellant] en anderen het door hen aangedragen alternatief om maximaal vier corsogroepen in het plangebied te huisvesten en de overige groepen op of nabij een bedrijventerrein te huisvesten, niet serieus onderzocht. [appellant] en anderen stellen dat hun belang bij dit alternatief is dat zeven corsohallen onevenredig belastend zijn voor hun woon- en leefklimaat. Daarbij stellen [appellant] en anderen dat het alternatief zal leiden tot minder verkeersoverlast, minder geluidsoverlast als gevolg van het opbouwen van de corsowagens en een kleiner bebouwd oppervlak, waardoor er minder negatieve gevolgen zullen zijn voor het kwetsbare coulisselandschap met zijn hoge ecologische waarde. [appellant] en anderen vinden steun voor hun alternatief in de bestaande corsolocatie aan de Lievelderweg waar volgens [appellant] en anderen maar vier hallen zijn gerealiseerd om de overlast voor de omwonenden te beperken. Verder voeren [appellant] en anderen aan dat de raad het plangebied pas na de locatiestudie als voorkeurslocatie heeft aangemerkt, omdat de gemeente eerst na de locatiestudie eigenaar van het plangebied is geworden. Verder voeren [appellant] en anderen aan dat bij de locatiestudie geen bedrijventerreinen zijn betrokken, terwijl bedrijventerreinen volgens [appellant] en anderen juist logische locaties zijn om corsowagens op te bouwen.
6.1.    De Afdeling is van oordeel dat het aangevoerde geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het plan het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen op onaanvaardbare wijze aantast. Daarom geeft het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld. De Afdeling neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Het plangebied wordt ontsloten via een toegangsweg die aansluit op het gedeelte van de Europaweg dat parallel loopt aan, en is gesitueerd nabij, de rijksweg N18. De N18 is een drukke verkeersader die ter hoogte van Lichtenvoorde pal langs de oost- en noordzijde van die kern loopt. Omdat de toegangsweg tot het plangebied doodlopend is, zal die weg alleen worden gebruikt voor verkeersbewegingen van en naar het plangebied. In de plantoelichting wordt geconcludeerd dat de verkeersgeneratie van zeven corsohallen niet zal leiden tot knelpunten voor het verkeer. Gelet hierop biedt wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat zeven corsohallen in het plangebied tot verkeershinder voor [appellant] en anderen zullen leiden.
De raad heeft het rapport "Akoestisch onderzoek Nieuwe bouwlocatie voor corsogroepen Boschlaan/ Europaweg te Lichtenvoorde" van 28 september 2022 aan het plan ten grondslag gelegd. In dit rapport wordt geconcludeerd dat als gevolg van de in het plangebied voorziene activiteiten de voor geluid geldende grenswaarden ter plaatse van de woningen in de omgeving niet zullen worden overschreden. [appellant] en anderen, van wie de woonpercelen op een afstand van minimaal 310 m van het bouwvlak in het plangebied liggen, hebben de juistheid van dit rapport niet bestreden.
Niet valt in te zien dat zeven corsohallen in het plangebied een zodanig negatieve invloed hebben op het landschap ter plaatse, dat het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen daardoor onevenredig zal worden aangetast. De raad heeft benadrukt dat het bouwvlak in het plangebied grenst aan de IWZI en hij heeft toegelicht dat het plan geen ecologische waarden aantast, omdat het betreffende gebied niet door ecologische waarden wordt gekenmerkt. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen. De Afdeling merkt hierbij overigens nog op dat tussen partijen niet in geschil is dat de corsohallen grotendeels aan het zicht zullen worden onttrokken door een aardenwal en de aanplant van opgaand groen.
Verder biedt de omstandigheid dat op de bestaande corsolocatie aan de Lievelderweg vier corsohallen zijn gerealiseerd geen aanknopingspunten voor de conclusie dat zeven corsohallen in het plangebied tot onaanvaardbare overlast voor [appellant] en anderen zullen leiden. De raad heeft toegelicht dat de keuze om slechts vier corsohallen aan de Lievelderweg mogelijk te maken niet is bepaald door het risico op overlast voor omwonenden, maar door de omstandigheid dat toentertijd geen behoefte bestond aan meer corsohallen. Ook heeft de raad toegelicht dat de corsolocatie aan de Lievelderweg op veel kortere afstand tot woningen ligt dan het bouwvlak in het plangebied. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen.
In zoverre slaagt het betoog niet.
6.2.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het door [appellant] en anderen voorgestelde alternatief geen aanleiding geeft om af te wijken van de voorkeur om zeven corsogroepen op één locatie te huisvesten, omdat zeven corsohallen in het plangebied niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen en de situatie aan de Lievelderweg niet vergelijkbaar is met het plan. Gelet op wat hiervoor onder 6.1 is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat de raad in de door [appellant] en anderen aangevoerde nadelen van het plan ten opzichte van het door hen aangedragen alternatief geen reden heeft hoeven zien om af te wijken van zijn voorkeur om zeven corsogroepen op één locatie te huisvesten.
Ook in zoverre slaagt het betoog niet.
6.3.    In het locatiestudierapport is het plangebied als voorkeurslocatie aangemerkt voor de huisvesting van corsogroepen. Verder staan in afbeelding 20 van het locatiestudierapport de locaties die bij de studie zijn betrokken. De raad heeft op de zitting onweersproken toegelicht dat de in die afbeelding vermelde locaties met de kenmerken C5, C12 en C16, bedrijventerreinen zijn. [appellant] en anderen hebben op de zitting desgevraagd te kennen gegeven dat ten tijde van het bestreden besluit geen andere locaties beschikbaar waren voor corsohallen. Het aangevoerde over het plangebied als voorkeurslocatie en het buiten beschouwing laten van bedrijventerreinen berust op een onjuiste lezing van het locatiestudierapport. Gelet hierop kunnen [appellant] en anderen niet worden gevolgd in hun standpunt dat de locatiestudie op onzorgvuldige wijze is uitgevoerd.
Het betoog slaagt niet.
7.       [appellant] en anderen betogen ten slotte dat de stikstofberekening bij het plan niet deugt, waardoor niet is uitgesloten dat het plan significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden.
7.1.    Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."
7.2.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
7.3.    [appellant] en anderen beroepen zich op de normen die zijn neergelegd in de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb). Uit de overzichtsuitspraak over het relativiteitsvereiste van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.49 en 10.51, volgt dat de bepalingen in de Wnb over de beoordeling van onder meer plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken tot bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden.
Als natuurlijke personen zich beroepen op de bepalingen van de Wnb die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000 gebied, beroepen zij zich op een algemeen belang waarvoor zij niet in rechte kunnen opkomen. Uit voormelde overzichtsuitspraak van de Afdeling, onder 10.51, volgt dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000 gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.
7.4.    Het belang van [appellant] en anderen bij hun beroepsgrond is het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving. De afstand tussen de woningen van [appellant] en anderen en het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Korenburgerveen" is meer dan 5 km. Gelet op deze afstand maakt dat Natura 2000-gebied geen onderdeel uit van de leefomgeving van [appellant] en anderen. De normen in de Wnb over de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van hun belang. Gelet op artikel 8:69a van de Awb kan deze beroepsgrond niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling zal de beroepsgrond daarom niet inhoudelijk bespreken.
Conclusie
8.       Het beroep is ongegrond.
9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Robben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
610-947